Want wij hebben geen Hogepriester, die niet kan medelijden hebben met onze zwakheden, maar die in alle dingen, gelijk als wij, is verzocht geweest, doch Zonder zonde. Laat ons dan met vrijmoedigheid toegaan tot de troon der genade, opdat wij barmhartigheid mogen verkrijgen, en genade vinden, om geholpen te worden ter bekwamer tijd. Hebreeën 4:15, 16
Welk hart kan het bevatten en welke tong kan het vertellen wat al overwinningen de altijd zegevierende genade van de Heere Jezus Christus iedere dag en ieder uur behaalt. Wij zien ternauwernood een miljoenste deel van hetgeen Hij, als een Koning op zijn troon, dagelijks doet, en nog zien wij genoeg, om te weten, dat Hij altijd leeft aan Gods rechterhand, en leeft om te redden en te zegenen. Wat een menigte behoeftige smekelingen omringt elk ogenblik zijn troon! Wat dringende behoeften en noden te herstellen; wat al bittere smart en leed te verzachten; wat al gebroken harten te verbinden; wat al gewonde gewetens te genezen! Welk een goedertierenheid; welk een goedheid; welk een geduld; welk een medelijden; welk een barmhartigheid; welk een liefde, en toch welk een macht en gezag spreidt die Almachtige Souverein ten toon. Geen omstandigheid is te beuzelachtig; geen bedelaar te slecht gekleed; geen behoeftige te arm, dat Hij hem niet zou helpen. Gezeten op zijn troon van genade, ziet zijn alziend oog allen; grijpt zijn almachtige hand allen, en omhelst zijn liefhebbend hart allen, die de Vader Hem bij Verbond gaf; die Hij zelf verloste door zijn bloeden; die de Heilige Geest door zijn onoverwinlijke kracht had levend gemaakt. De hopelozen, de hulpelozen die op het punt zijn van om te komen; de treurenden in Zion; de worstelaar in de laatste doodsstrijd. O wat beklagenswaardige voorwerpen omringen zijn troon, en allen hebben behoefte aan een blik van zijn oog; een woord van zijn lippen; een glimlach van zijn gelaat; een druk van zijn hand! O konden wij maar zien, wat zijn genade is; wat zijn genade bevat, dan zouden wij een heerlijker gezicht hebben op dat rijk van genade van de hoge Koning van Zion, zittende op zijn troon!
Wie heeft lust de Heer te vrezen,
’t allerhoogst en eeuwig goed?
Ps. 25:6