Te dien dage zal de mens zien naar Dien, die hem gemaakt heeft, en zijn ogen zullen op de Heilige Israels zien. Jesaja 17:7
Juist in die naam „de Heilige Israels” is iets, welks liefelijkheid het hart van een arme gevoelige zondaar doet smelten. Want wat is hij in zichzelf anders dan een gevallen kind van Adam? Een vuil, afzichtelijk, onrein schepsel, ongeschikt voor de tegenwoordigheid Gods. En wat anders kan zulk een onreine, onwaardige, misvormde zondaar voor de eeuwige tegenwoordigheid en het genot van de Drieënige Jehovah geschikt maken, dan zulk een Zaligmaker als de Heilige Israels, wiens bloed als een heilfontein reinigt van alle zonden? De ziel, die in Hem staat, staat vast, zonder vlek en zonder rimpel. En moet zijn hart niet opspringen en huppelen, wanneer hij in het geloof die Heilige Israels kan aangrijpen? Maar dit levend geloof in dat geestelijk aannemen van de enige Middelaar tussen God en de mens kan niet bestaan, tenzij iemand in omstandigheden gebracht worde, waarin hij aan de Heilige Israels behoefte heeft. Vóórdat hij van alle kracht van het schepsel is ontdaan, kan hij naar waarheid niet verstaan hoe, noch verlangen dat de kracht van Christus in zijn zwakheid volbracht worde. Zo ook met de wijsheid van Christus; zijn rechtvaardigmaking; zijn bloed, zijn liefde; zijn genadige tegenwoordigheid — dat alles zijn louter woorden en zwervende gedachten, doffe, dromerige opvattingen, totdat armoede en behoefte zwaar drukken op de ziel en de Heilige Geest „de onnaspeurlijke rijkdom van Christus” als werkelijkheid bekend maakt. Het is deze genadige ontdekking, die de Heilige Israels aan hem dierbaar maakt. Er is geen Goddelijk geloof in, geen geloof aan, geen liefde tot de Heilige Israels voor „die dag” waarop hij op niemand anders kan zien; waarop geen hoop meer op het schepsel bestaat; tot al zijn eigengerechtigheid hem ontvalt en hij gevoelt, dat hij door vrije genade gezaligd moet worden, of voor eeuwig verloren gaan.
Dit overstelpt mijn geest met rouwe:
als ik mijn deerlijk lot beschouwe,
bezwijkt mijn afgefolterd hart.
Gij weet, dat ik op U betrouwe,
algoede God, genees mijn smart.
Ps. 143:4