Want Hij heeft de dorstige ziel verzadigd, en de hongerige ziel met goed vervuld. Psalm 111:3
Soms worden de levende kinderen van God voorgesteld als hongerig. Laat ons zien waarnaar zij hongeren. Is het genot, eer, bevordering, aanzien? O nee, zulk speelgoed en zulke onbenulligheden kan de hongerige geestelijke ziel niet verzadigen. Zij kunnen niet hongeren naar iets dat geen brood is. Zij hongeren dan naar de gerechtigheid, zoals de Heere zegt: ‘Zalig zijt gij, die hongert en dorst naar de gerechtigheid.’ Zij hongeren naar God Zelf in zijn gezegende openbaringen. Zij hongeren naar het Brood des Levens dat van de hemel neerdaalde opdat een mens daarvan eet en niet sterk. Christus kan naar de letterlijke zin de honger niet stillen. Zij moeten zich inwendig aan Hem verzadigen, of hun honger zal voortduren. Voor die hongerige ziel is Christus in letterlijke zin als een uitgehongerde bedelaar die voor een winkel vol levensmiddelen staat en geen cent heeft om er iets van te kopen. Wat is Christus naar de letter? Zal een blik op de Christus in het Woord van God de zondelast wegnemen, vrede uitstorten in de ziel, het geweten reinigen, of de macht van de zonde verbreken? Zal alleen de leer van Christus liefde tot Hem wekken, de wereld doen verzaden, het eigen ik onttronen, of het hart zuiveren? „Helaas! wij zeggen bij smartelijke ervaring, ‘geen enkele jota, geen enkele jota!’ Maar de tegenwoordigheid van Christus in de ziel kan opeens al deze dingen doen. Zo kan een hongerige ziel alleen verzadigd worden, als Christus komt in het hart als de Hope der heerlijkheid.
Hij maakte, Hij die heerlijk is,
Zijn wond’ren een gedachtenis.
Hij is barmhartig en genadig.
Hij gaf hun, die Hem vrezen, spijs
en, zijne grote naam ten prijs,
Gedenkt Hij zijns verbonds gestadig.
Ps. 111:3