De treden des mans zijn van de Heere, hoe zou dan een mens zijn weg verstaan? Spreuken 20:24
Trilt uw hart niet dikwijls van vrees, dat u niets hebt dan een naam-belijdenis, dat de god van de wereld u verblindt en dat uw geweten verhardt door de bedrieglijkheid van de zonde? Het is goed zulk een vrees te voelen. Wie niet vreest, wie geen ernstige vermoedens, geen angstig vragen heeft, wie nooit gekweld wordt door inwendige verschrikkingen van de ziel, van die is het te vrezen, dat hij nooit geweten heeft wat het is “dat de Heere met een kaars zijn ingewanden doorzoekt.” Maar als God in uw ziel een geestelijk leven gewekt heeft en u oren hebt om te horen, wil ik u twee vragen stellen: Hebt u rechtvaardigmaking verkregen door een openbaring van Christus’ rechtvaardigheid; vergeving door de toepassing van Christus’ bloed; liefde door een uitstorting van liefde; verlossing door het ontdekken van Gods uitgestrekte hand? Mijn andere vraag is deze: Als u nog nooit — en dat uw geweten een eerlijk antwoord geve — rechtvaardigmaking, vergeving, liefde en verlossing gevoeld hebt, is er dan een roepen naar in uw ziel? Is daar iets, als een vurig smeken dat God ze u mocht schenken? Is er iets van een zucht uit de diepte van uw geest, dat de Heere ze u mocht openbaren? Dit zijn de kentekenen van dat leven; en hij, die deze kentekenen heeft, zal de zegen ontvangen, omdat God in hem een geestelijk leven heeft doen ontstaan. Het mag lang duren, maar eindelijk zal Hij komen; “Hij zal gewisselijk komen en niet achterblijven.” Hij moge teruggehouden worden met wijze bedoelingen, en u kunt nog menige donkere tijd, nog menig bang uur moeten doorworstelen, maar verlossing is zeker; zij is voor u weggelegd in Christus, en u bent voor haar weggelegd, door God bestemd tot behoud, dat u zal geopenbaard worden in de laatste tijd.
Kom mij te hulp; mijn ziel, die U verbeidt,
heeft Uw bevel met lust en liefd’ ontvangen.
Ik haak, o Heer, naar ’t heil mij toegezeid.
Ps. 119:87