Geliefden, houdt u niet vreemd over de hitte der verdrukkingen onder u, die u geschiedt tot verzoeking, alsof u iets vreemds overkwam. 1 Petrus 4:12
De „vuurproef” dan is geen vreemde zaak, die slechts aan weinigen van Gods volk ten deel valt, maar toch is zij min of meer het aangewezen deel van allen. Horen wij de Heere niet zeggen tot Zijn Sion: „Ik heb u eerst gelouterd in de oven der verdrukking?” Allen die uitverkoren zijn, moeten door het vuur der verdrukking, en allen kennen de vuurproef bij ervaring, want door haat worden zij deelgenoten van het lijden van Christus. Maar dit is ook onmisbaar, om deelgenoten te worden Zijner heerlijkheid. „Indien wij zo met Hem lijden, zullen wij met Hem verheerlijkt worden.” Dus lijden zij met Hem „opdat wanneer Zijn heerlijkheid zal geopenbaard worden, zij zich ook mogen verblijden met een onuitsprekelijke blijdschap.” En dit lijden met en voor Christus in het vuur der beproeving, zout de ziel, behoedt haar tegen bederf, schenkt gezondheid, geeft haar smaak en geur, is een teken van gemeenschap aan het eeuwig Verbond en is een bezegeling van vriendschap en vrede met God.
God zal zijn waarheid nimmer krenken
maar eeuwig zijn verbond gedenken.
Zijn woord wordt altijd trouw volbracht
tot in het duizendste geslacht.
’t Verbond met Abraham, zijn vrind,
bevestigt Hij van van kind tot kind.
Die gunst heeft God zijn volk bewezen
opdat het altijd Hem zou vrezen,
zijn wet betrachten en voortaan
volstandig op zijn wegen gaan.
Roem dan de Oppermajesteit
om zoveel gunst in eeuwigheid!
Ps. 105:5 en 24