En Gij hebt uw goede Geest gegeven om hen te onderwijzen; en uw Man hebt Gij niet geweerd van hun mond, en water hebt Gij hun gegeven voor hun dorst. Nehemia 9:20
Wanneer wij geheel ledig zijn in onszelf, wanneer onze kennis blijkt onwetendheid, onze wijsheid dwaasheid, onze gerechtigheid een wegwerpelijk kleed en onze kracht zwakheid te zijn, dan beginnen wij te verlangen naar het onderwijs des Geestes. Wij moeten gezuiverd en toebereid worden voor wij de schatten der genade kunnen waarderen en ontvangen. Wanneer onze zielen goed toebereid en geoefend zijn, beginnen wij te verlangen naar de onderwijzing des Heiligen Geestes, opdat Hij de liefde in onze zielen mocht uitstorten, ons bezoeken en leiden, ons met zijn heilige tegenwoordigheid overschaduwen en in onze harten zijn geheime zalving storten mocht. Vóórdat wij hier gebracht zijn, kennen wij de persoonlijkheid des Heiligen Geestes niet. Wij hebben geen getuigenis in ons geweten, dat Hij God is; wij kunnen Hem niet aanbidden als de derde Persoon in de gezegende Goddelijke natuur. Maar wanneer wij tot zover gebracht zijn, dat wij niets weten zonder zijn lering, niets gevoelen zonder dat Hij het geeft, en niets zijn zonder dat Hij het doet, dan doet dit ons hijgen en zuchten naar zijn lering en leiding, en wij worden ertoe gebracht in de houding van heilige aanbidding en kalme rust te wachten tot de dauw en de zalving des Geestes op ons geweten nederdaalt.
Doe bij Uw knecht weldadigheid, o Heer,
opdat ik leev’, Uw woorden mag bewaren
en dat uw Geest mij ware wijsheid leer’,
mijn oog verlicht’, de nevels op doe klaren;
dat mijne ziel de wond’ren zie en eer’,
die in Uw wet alom zich openbaren.
Ps. 119:9