De Doorbreker zal voor hun aangezicht optrekken; zij zullen doorbreken, en door de poort gaan, en door dezelve uittrekken. En hun Koning zal voor hun aangezicht heengaan; en de Heere in hun spits. Micha 2:13
In de tweede helft van dit vers lezen we: ‘En hun Koning zal voor hun aangezicht heengaan; en de Heere in hun spits.’ Nu is deze Koning dezelfde als de Doorbreker; dezelfde als de Heere. Deze Koning is Koning Jezus, de Koning van Sion, de Koning en het Hoofd van Zijn verbondsvolk. En waarom wordt deze uitdrukking gebruikt? Niet alleen omdat Hij hun Koning is, maar ook omdat zij Zijn onderdanen zijn. De titels die in de Heilige Schrift aan de Heere Jezus Christus zijn gegeven, zijn niet zomaar verspreid door het Woord van God, zonder een betekenis te hebben. Maar elke titel die aan de Heere Jezus Christus wordt gegeven, is niet alleen precies aangepast aan de behoeften van Zijn kinderen, maar ook geschikt voor de tekst waarin hij voorkomt. Dus in elke tekst waarin over Jezus wordt gesproken met een bepaalde titel, past de tekst bij de titel, en de titel bij de tekst, en Hij is de heerlijkheid ervan. Zo wordt Hij hier ‘de Koning’ genoemd, niet alleen omdat Hij een Koning is, maar omdat zij Hem als gehoorzame onderdanen volgen. En we geven nooit onszelf, ons hart en onze ziel aan Jezus; we geven nooit onze genegenheden aan Hem over, totdat Hij komt en Zichzelf openbaart als een Doorbreker. Maar als Hij in deze grote en heerlijke woorden als Doorbreker verschijnt, om het harde hart om te zetten in berouw, nederigheid en liefde; om de moeilijkheden en obstakels weg te nemen die op de weg naar Sion liggen; als hij elke verzoeking, elke belegering, en elke valstrik, elke zonde en alles wat beangstigend voor een levende ziel afbreekt — als hij deze dingen afbreekt door middel van Zijn almachtige liefde en kracht, gaan Zijn kinderen naar binnen door de poort en lopen voorwaarts, en dan gaat de Koning voor hun aangezicht heen.
Lezen: Psalm 24