En ik zal het gericht stellen naar het richtsnoer, en de gerechtigheid naar het paslood; en de hagel zal de toevlucht des leugens wegvagen, en de wateren zullen de schuilplaatsen overlopen. Jesaja 28:17
Waar God de Heilige Geest een werk van genade in het hart begint en voortzet, zal Hij van tijd tot tijd eens mensen godsvrucht wegen en elke duim van de weg onderzoeken, of hij recht en waterpas ligt met het Woord en de wil van God. Rekent er op, de Heere die ,,de geesten weegt” (Spreuken 16:2) en door Wie „daden gewogen worden” (1 Sam. 2 : 3), zal in zijn rechtvaardige en zuivere weegschalen beide natuur en genade, menselijke en Goddelijke lering leggen, en ons doen weten wat het volle gewicht heeft voor de rechtbank des hemels. De godsvrucht van de tegenwoordige tijd strekt daarheen, dat zij alles wat bevinding aangaat, verwart en het werk der genade in het hart bedekt en verduistert. Maar er kan geen sprake van zijn, dat God onze godsvrucht nooit zal dulden, zo Hij inderdaad ons genadiglijk heeft toegelaten, dat wij ons in die verwarde weg hebben vermengd; maar Hij zal alles met zijn maat meten en in de smeltkroes louteren. Op deze wijze leren wij de waarheid en de echtheid van zijn werk kenren. Zo Hij dus het geloof geeft, zal Hij dat geloof op de toetssteen brengen, en het ernstig beproeven. Het is in de genade zoals in de natuur. Wanneer wij het nauwkeurig gewicht van iets willen bepalen, leggen wij het in één schaal en geijkt gewicht in de andere, tot de schalen gelijk zijn. Zo ook wanneer de Heere het geloof in de ene schaal legt, legt Hij een last in de andere, om te beproeven of het het geijkt gewicht is. En hoe groter het geloof, des te zwaarder de proef. Zo Hij een zekere mate van hoop doet zien, zullen er vele dingen zijn, die wanhoop in de tegenoverhangende schaal doen brengen, opdat wanhoop en hoop goed tegenover elkander gewogen worden (1 Thess. 1:3). En daar alles wat van God ontvangen was in de weegschaal gelegd, zuiver en echt zal bevonden worden; zo ook zal alles, wat niet van God kwam; alles, wat afkomstig was van de natuur en het vlees; alle ijdel zelfvertrouwen, stoute eisen en vermetele denkbeelden, in de weegschaal gelegd, gestempeld worden met het tekel. — „In weegschalen gewogen en te licht bevonden.”
Ps. 101:6