Want indien wij, vijanden zijnde,met God verzoend zijn door de dood Zijns Zoons, veel meer zullen wij, verzoend zijnde, behouden worden door Zijn leven. Romeinen 5:10
We kunnen alleen met God worden*verzoend’ als de vijandschap is verwijderd. Het is in de genade zoals in de natuur. Neem twee vrienden die als broers samen door het leven zijn gegaan. Er vindt een scheiding plaats; vijandschap begint zich in het hart van de ene of van de andere voort te planten; ze raken verdeeld en worden misschien wel vijanden. Ze kunnen met elkaar worden verzoend, maar alleen echt als de vijandschap uit het hart wordt verwijderd. Met alle andere verzoening wordt de breuk alleen maar opgelapt; zij is hol en onoprecht; zij is niet werkelijk en heeft geen diepgang. De vijandschap moet eerst worden verwijderd voor er enige werkelijke verzoening kan plaatsvinden.
Net zo is het met de mens en God. Alleen als de vijandschap wordt weggenomen, kan er verzoening plaatsvinden. Dus wordt meteen duidelijk hoe onbeduidend en onwaar het denkbeeld is dat een paar rechtvaardige werken onze van nature gevallen aard kunnen opheffen. Ze kunnen de vijandschap niet wegnemen; ze zijn als het bloed van stieren en bokken, ze kunnen nooit de zonde weer goedmaken; als de as van de rode vaars (Num. 19:2) kunnen ze misschien het vlees zuiveren; maar hierin slagen zij niet.
Er was iets meer nodig, iets wat God Zelf schonk, en dat was de dood van Zijn eigen Zoon: ‘ Toen wij vij anden waren, werden we met God verzoend door de dood Zijns Zoons’ (Rom. 5:10). Zijn geliefde Zoon die voor ons in de plaats komt; onze natuur aanneemt; onze zonden draagt in Zijn eigen lichaam aan het kruis; de wet gehoorzaamt waaraan wij ongehoorzaam waren geweest; een gerechtigheid vervult waarin wij volkomen waren tekortgeschoten; de vloek verdraagt en de straf ondergaat; op deze wijze, door de dood. heeft Hij de vijanden met God verzoend; heeft Hij de wet gehoorzaamd die in de weg stond; heeft Hij Gods rechtvaardigheid vervuld; heeft Hij onze overtredingen weggedaan en zo alle vijandschap weggenomen.
Lezen: Handelingen 4:1-20