En Ik heilig Mijzelf voor hen, opdat ook zij geheiligd mogen zijn in waarheid. Johannes 17:19
Christus is Zijn volk geworden tot heiligmaking, 1 Cor. 1:30. Wat ben ik? Wat zijt gij? Vuile, bezoedelde, bevlekte zondaren. Is het niet zo? Doen niet sommigen onzer, het zij meer of minder, dagelijks de ervaring op, dat zij geheel on al zijn als een onreine? Is niet iedere gedachte van ons hart geheel en al boos? Woont van nature in ons hart enige heiligheid, enige geestelijkheid, enige hemelsgezindheid, enige zuiverheid, enige overeenkomst met het Goddelijk beeld? Niet oen greintje, geen stofje! Hoe kan ik dan, als een bevlekte zondaar, ooit het aangezicht van een heilig God aanschouwen? Hoe kan een aardworm, van binnen en van buiten verdorven door inwonende en begane zonden, ooit hopen een heilig God te aanschouwen, zonder in verderving te veranderen? Ik kan Hem niet aanschouwen, uitgezonderd dan zo ver als de Heere van leven en heerlijkheid mij tot heiligmaking is geworden. Waarom schrikken de mensen zo terug voor toegerekende heiligmaking? Waarom zou niet Christus’ heiligheid zo wel worden toegerekend als Christus’ rechtvaardigheid? Waarom zouden wij niet zowel in Hem geheiligd als gerechtvaardigd zijn? Waarom niet? Ontbreekt er iets in Jezus als de Godmens en Middelaar, dat Hij Zijn volk niet geven kan? Heeft Hij enige volmaaktheid, enige hoedanigheid, enige gave of zegening, die niet te hunnen nutte is? Heiligde Hij Zichzelf niet, opdat zij mochten geheiligd worden in de waarheid? Is Hij niet het heilig Lam Gods, opdat zij heilig en onberispelijk zouden zijn voor Hem in de liefde? Wat is mijn heiligheid tegenover die, welke het God behaagt mij te schenken? Is zij niet op zijn minst gezegd nietig? Is het niet op het minst uitgedrukt klein in omvang? Maar wanneer wij acht geven op de zuivere en vlekkeloze heiligheid van Jezus, aan Zijn volk toegerekend, en beschouwen dan Zijn volk, heilig en zuiver in Hem, zonder vlek of rimpel, hoe verdwijnen dan alle vlekken en rimpels van het schepsel en doet het hen heilig en onberispelijk voor God staan.