Zijt mij genadig, o God, naar uwe goedertierenheid, delg mijn overtredingen uit, naar de grootheid uwer barmhartigheden. Psalm 51:3
Deze Psalm is zo juist geschikt voor de behoeften en gevoelens van elke overtuigde zondaar; want men behoeft Davids zonde niet bedreven te hebben, om de mate van Davids berouw en belijdenis te gevoelen, en Davids verlangen, ontboezemingen en smekingen tot de zijne te maken.,,Zijt mij genadig, o God!’ zegt hij, „naar uwe goedertierenheid.” Aan God te vragen ons genadig te zijn, is een van de eerste beden, die een overtuigd zondaar tot God opzendt. Zo was het met de zondaar in de tempel; en waar die bede oprecht is, zal God haar zekerlijk verhoren, „naar zijn goedertierenheid.” Hoe smeekt de psalmdichter ook van de Heere, „zijn overtredingen uit te delgen, naar de grootheid zijnder barmhartigheden.” Daar onze zonden in gedachten, woorden en daden talloos zijn en elk derzelve de hel verdient, behoeven wij „de grootheid zijner barmhartigheden”, om ze uit te delgen. Wij mogen de sterren zien aan de hemel, het zand aan de oever der zee, de dauwdroppels op het gras, de golven die op het strand rollen; maar zowel onze zonden als Gods barmhartigheid overtreffen die alle. Hoe toonde Hij die barmhartigheden door zijn lieve Zoon over te geven aan lijden, bloedstorting en sterven voor ellendige zondaren; en hoe hebben wij al die barmhartigheden nodig, om met ons en onze overtredingen medelijden te hebben en ze te vergeven. En hoe ernstig bad David: „Was mij wel van mijn ongerechtigheid, en reinig mij van mijn zonden.” Alleen het wassen van God zelf kan ons wel, dat is, geheel en al wassen. Zo wij een oceaan van tranen konden storten, zouden ze geen enkele zonde kunnen afwassen; maar het bloed van Jezus Christus reinigt van alle zonden en schenkt ons vergeving. Vergeving moet zijn eigen vrije gave zijn, en dat is het, wat elke ontdekte zondaar moet leren gevoelen.
Mijn God, U zal ik eeuwig loven,
omdat Gij ’t hebt gedaan!
’k Verwacht Uw trouwe hulp van boven;
Uw waarheid zal bestaan.
Uw naam is voor ’t oprecht gemoed
van al Uw gunstvolk goed.
Ps. 52:7