De Heere is mij verschenen van verre tijden. Ja, Ik heb u liefgehad met een eeuwige liefde, daarom heb Ik u getrokken met goedertierenheid. Jeremia 31:3
Er kunnen in Gods Geest geen nieuwe gedachten opkomen. Nieuwe gedachten, nieuwe gevoelens, nieuwe plannen, nieuwe besluiten komen telkens bij ons op; want onze natuur is arm, vervallen, beuzelachtig, veranderlijk. Maar God heeft geen nieuwe gedachten, gevoelens, plannen of besluiten, want zo Hij die had, zou Hij een veranderlijk Wezen zijn, geen groot, eeuwig, onver anderlijk IK BEN. Daarom zijn al zijn gedachten, al zijn plannen, al zijn wegen gelijk Hij Zelf eeuwig, oneindig, onveranderlijk en onveranderbaar. Zo is het met de liefde Gods tot de Kerk. Zij is eeuwig, onver anderlijk, onveranderbaar. En waarom? Omdat Hij liefheeft, zoals God liefheeft. Laat ons nooit de heerlijke Godheid van Jezus uit het oog verliezen. Hij beminde haar van eeuwigheid als de Zoon van God, vóór zijn menswording. Dat was slechts de vrucht zijner liefde. Wij kunnen daarom de aanvang van de liefde van Christus niet aanwijzen, want zij bestond, toen Hij bestond, dat is van eeuwigheid. Ook kunnen wij geen einde bepalen van die liefde, want zij kan slechts met Hem ophouden; en daar Hij geen begin heeft, heeft Hij ook geen einde. Zijn liefde is als zijn Wezen, dat geen begin kennende, ook geen einde zal kennen. O welk een barmhartigheid is het voor hen, die de genadige liefde van Christus enigszins bij ervaring kennen, te geloven, dat zij is van eeuwigheid tot eeuwigheid; dat noch tijd, noch aanval van zonde of Satan immer de eeuwige liefde kan doen wankelen of veranderen, maar dat zij dezelfde blijft en zal blijven tot in alle eeuwigheid.
Gij zijt, o Heer, van d’allervroegste jaren
voor ons geweest een toevlucht in gevaren!
Eer berg en rots uit niet geboren waren,
eer d’aarde rustt’ op hare grondpilaren
van eeuwigheid, o God, die eeuwig leeft,
zijt Gij de God, die eind noch oorsprong heeft!
Ps. 90:1