Indien iemand gezondigd heeft, wij hebben een Voorspraak bij de Vaderjezus Christus.de Rechtvaardige, en Hij is een verzoening voor onze zonden. 1 Johannes 2:1-2
Hier treedt de gezegende, eeuwig levende Verdediger en Voorspreker aan de rechterhand van de Vader binnen, Die, door Zijn bloed en liefde met kracht toe te passen, tegen de ziel zegt: ‘Ik ben uw heil.’ Daarom wordt van Hem gezegd: ‘Waarom Hij ook volkomenlijk kan zalig maken degenen, die door Hem tot God gaan, alzo Hij altijd leeft om voor hen te bidden’ (Hebr. 7:25) . Wie zal Gods ‘volkomenlijk’ beschrijven, wie zal het beperken? David, ‘van de einden der aarde’ (Ps. 135:7); Heman, ‘in de ondersten kuil gelegd, in duisternissen, in diepten’ (Ps. 88:7); Hizkia, ‘van de poorten des grafs en de groeve der vertering’ (Jes. 38:10,17); Jeremia, ‘uit de ondersten kuil’, waar de wateren over zijn hoofd zwommen; en hij zeide: Ik ben afgesneden!’ (Klaagl. 3:54,55); Jona,‘uit de buik des grafs’ (Jon. 2:2) — al deze uitstekend onderwezen en diepbeproefde heiligen Gods kenden zowel het ‘volkomenlijk’ van de mens als dat van God, en dat het ‘volkomenlijk’ van de mens de zonde, hel en wanhoop was, en Gods ‘volkomenlijk’ barmhartigheid, verlossing en de hemel. Nooit wordt de heerschappij van onze grote Hogepriesters voorspraak zo duidelijk bewezen als wanneer deze volkomenlijk zalig maakt.
Hier is het dat we de werkelijkheid en zegening erkennen dat we zo’nVoorspraak bij de Vader hebben, tegen Wie en voor Wiens aangezicht we hebben gezondigd. De Heere maakt het ons mogelijk onze zaak in Zijn handen te leggen, hoe ernstig of wanhopig deze ook is, en te wachten tot we Hem zien verschijnen om ons zalig te maken.
Lezen: Psalm 57