De Doorbreker zal voor hun aangezicht optrekken; zij zullen doorbreken, en door de poort gaan, en door dezelve uittrekken. En hun Koning zal voor hun aangezicht heengaan; en de Heere in hun spits. Micha2:13
De mensen waarover hier gesproken wordt, zijn Gods volk, het overblijfsel dat door de genade is uitverkoren, Gods eigen beminde kinderen. Maar we maken uit de woorden die worden gebruikt op, dat ze grote problemen hadden, want waarom hebben ze een Doorbreker nodig om hen voor te gaan als ze zich niet in zulke moeilijkheden bevonden die door niets anders dan door een almachtige hand konden worden afgebroken en verwijderd? Derhalve moeten we vaststellen dat de mensen aan wie deze belofte wordt gedaan zich in zulke moeilijke omstandigheden en problemen bevinden, dat ze er nooit in zullen slagen een doorgang voor zichzelf te maken, maar dat die wonderbaarlijke Persoon, deze Immanuel, God met ons, hen voor moet gaan. En om die reden wordt Hij ‘de Doorbreker’ genoemd, omdat Hij met Zijn almachtige hand de moeilijkheden die op hun pad liggen in stukken breekt en wegneemt, die zij zelf niet door middel van hun eigen wijze gedachten of kracht uit de weg zouden kunnen ruimen. Laten we dit eens nauwkeuriger bezien en ook de kleine onderdelen begrijpelijk maken. Als het de Heere belieft om een ziel die dood in de zonde is, tot leven te wekken, zet Hij de enge poort voor hem neer; Hij toont hem dat zijn zonden eeuwige toorn en straf verdienen, en Hij wekt in zijn hart een verlangen op om voor de naderende toorn weg te vluchten. Hoezeer de omstandigheden van de nieuwe geboorte ook mogen verschillen, met deze hoofdzaak zal het werk van de Geest in het hart altijd gepaard gaan: het vluchten voor de naderende toorn; een schreeuw in de ziel: ‘Wat moet ik doen om zalig te worden? God wees mij zondaar genadig,’ zoals Bunyan prachtig beschrijft in zijn Christenreis. Een tot leven gewekte ziel, zoals Christen, zet het onmiddellijk op een lopen. Alle moeilijkheden die hem omringen zijn niets vergeleken met de last op zijn rug. Vrouw, kind, familie, geld, allen worden als minder dan niets beschouwd vergeleken met de redding van zijn ziel. Daarom begint hij te rennen, waarbij hij zijn gezicht naar Sion richt, oprecht verlangend uiteindelijk te worden gered met eeuwige verlossing.
Lezen: Micha 2