Hij zal van de hemel zenden en mij verlossen, te schande makende degene, die mij zoekt op te slokken, Sela. God zal zijn goedertierenheid en zijn waarheid zenden. Psalm 57:4
En waar is Gods goedertierenheid geopenbaard? Uitwendig in Gods Woord; inwendig in het hart. En het is door zijn goedertierenheid in het geweten te zenden; door zijn liefde in de ziel uit te storten; door zijn vergevende liefde van binnen te openbaren, dat God „te schande maakt degene, die ons zoekt op te slokken.” De mens moge zeggen: „Ik twijfel niet aan uw godsdienst; voorzeker gij hebt tekenen en getuigenissen, dat gij een kind van God zijt!” Godsdienstleraren kunnen komen en trachten u gerust te stellen, en dat geruststellen doet dikwijls meer kwaad dan goed: „O, indien gij door deze dingen geoefend wordt, zijt gij zeker een kind van God”; alsof een mens met oefeningen kan tevreden zijn, en omdat hij hongert en dorst naar de Heere, hij met zijn honger en dorst kan tevreden zijn. Neen, deze dingen tasten de ziekte zelf niet aan; gaan niet ver, niet diep genoeg en komen niet met Goddelijke kracht als van de mond des Heeren zelf. Dit alles laat de arme zieke krank, moedeloos en treurig en neemt dat niet weg, waaronder zijn ziel gebukt gaat. Maar goedertierenheid, liefelijke goedertierenheid, van de hemel gezonden en van boven in zijn ziel neergedaald; aan zijn geweten toegepast en aan zijn hart geopenbaard en koesterend door de Geest van God in zijn ziel gebracht — dat redt hem van het verwijt van elke vijand, die hem zou willen opslokken. Want zo hij vol vertrouwen kan leunen op de armen der barmhartigheid, wat kan dan de mens, wat kan de Satan, wat kan de zonde, wat kan de dood, wat kan de hel zelfs doen, om hem te schaden? Indien de goedertierenheid Gods aan zijn zijde is, aan zijn hart geopenbaard en van de hemel in zijn ziel gevonden is, wie of wat zal hem dan opslokken?
God is mijn licht, mijn heil, wie zou ik vrezen?
Hij is de Heer, die hulp verschaft in nood,
mijn levenskracht: ’k heb niet vervaard te wezen;
Hij is ’t, die mij beveiligt voor de dood.
Ps. 27:1