Want ik ben ellendig en nooddruftig, en mijn hart is in het binnenste van mij doorwond. Psalm 109:22
De nooddruftige is iemand, die niet alleen arm, ledig en naakt voor God is, maar hij gevoelt ook zijn gebrek wat betreft de toepassing van geestelijke zegeningen aan zijn ziel. Sommige personen kunnen rusten op verzoekingen en nemen deze als bewijzen. Anderen bouwen op twijfelingen en vrezen, en rusten daarop als bewijzen. Sommigen nemen krachtige overtuigingen, hetzij verleden of tegenwoordig, en leunen daarop als bewijzen. Weer anderen kunnen zien op een belijdenis van de godsdienst en nemen die als een bewijs. Maar een levend mens moeten hemelse zegeningen in de dadelijkheid van God aan hart en consciëntie medegedeeld zijn. Hem moet de verlossing aan zijn ziel geopenbaard zijn in waarheid; hij moet het bloed van Jezus met Goddelijke kracht op zijn consciëntie vinden afgedrukt tot reiniging en heiliging van dode werken. Hij moet zijn ogen gezalfd hebben met ogenzalf om Jezus te zien; ja zijn ziel snakt ernaar om in de zoete gemeenschap met Jezus geleid te worden. Hij wenst geestelijk met Jezus te verkeren, opdat hij Hem zien moge met de ogen zijner ziel, dat hij op Hem blikken moge, Die hij doorstoken heeft, en over, voor en met Hem moge rouwklagen. Opdat hij hebbe enige zoete, geestelijke en bovennatuurlijke bewijzen van Zijn stervende liefde aan zijn ziel. Een Christus in naam kan een nooddruftig zondaar niet vergenoegen, maar het moet de Christus Gods zijn, geestelijk door hem gekend, door de kracht des Heiligen Geestes zoet aan hem geopenbaard en komende in zijn hart met Zijn gezegende kracht, gelijk de zon Zijn gezegende stralen van genade en barmhartigheid in hem uitgietende. Niets behalve Hij zal ooit een ziel, die leven in zich heeft, kunnen vergenoegen.