Verlos mij van al mijn overtredingen. Psalm 39:9
Wat? ‘Al mijn overtredingen?’ Ja! ‘Al mijn overtredingen.’ U ziet dat David nog steeds slechts een zondaar was. Wat is overtreding ? Het is over de grens stappen—ongehoorzaam zijn aan het Woord van God, de wil van God, de gedachten van God, de bevelen van de Geest in een gevoelig geweten, en de werkzaamheid van de godsvrucht in de ziel. Maar wat is dit? Hoe kan iemand deze houding hebben: ‘En nu, wat verwacht ik, o Heere? mijn hoop, die is op U’, en toch de werking van verachtelijke overtredingen in zijn hart ervaren? Het is een verborgenheid, en zal altijd een verborgenheid blijven, behalve voor de geoefende kinderen van God. Dit is de bron van de verborgenheid—dat zij in hun borst een vervuilde en bezoedelde natuur omdragen; een volkomen ongeneselijke natuur — een natuur die zo verzadigd is van het kwaad dat zij in dit leven absoluut ongeneselijk is. Welnu, David voelde de werkingen van deze overtredingen. Hij wist wat het betekende om een wellustig oog te hebben, een afvallig hart, een vervuilde verbeelding, een dwalende, dolende en zinnelijke geest, en voortdurend Gods wil en woord te overtreden. Hij wist wat het was om een bedroefde gevangene, een arme ontroostbare ziel te zijn, die dagelijks en soms elk uur geoefend werd door een beproeving. En hoe kon hij dit weten? Het was door de Heere te verwachten, waarbij hij licht ontving om te zien—het was door de Heere te verwachten, waarbij hij leven kreeg om het te ervaren. Het was door zijn hoop in de Heere te stellen en zijn anker daar te hebben, waardoor hij de deining van de zee van onrust in hem beter kon voelen. Maar de zonde was zijn last. Het was niet zijn vreugde – het was niet zijn eer. Hij kon zich als overtreder niet op zijn gemak voelen, noch gelukkig. Het was tot verwarring van zijn hart en tot verdriet van zijn ziel dat hij een overtreder was.
Lezen: Psalm 51