Want Dien, Die geen zonde gekend heeft, heeft Hij zonde voor ons gemaakt, opdat wij zouden worden rechtvaardigheid Gods in Hem. 2 Korinthe 5:21
Onze gezegende Heere heeft zich voor de zonde gegeven; dat is, opdat Hij de zonde mocht teniet doen door zijn offerande. „Die zelf onze zonden gedragen heeft op het hout” (1 Petrus 2:24). Het was volstrekt nodig, dat de zondaar in zijn eigen persoon zou boeten, of in die van een plaatsbekleder. Jezus werd deze Plaatsbekleder; Hij stond vrijwillig in de plaats des zondaars, en droeg in zijn heilig lichaam en heilige ziel de straf, die gene verdiend had; want Hij werd „met de overtreders gerekend.” Aldus opende Hij, door het storten van zijn kostelijk bloed, in zijn eigen lichaam een Fontein tegen de zonde en tegen de onreinheid (Zach. 13:1). Het kruis was de plaats, waar dit Offer werd gebracht; want evenals het bloed van het lam werd gestort aan de voet van het altaar, op zijn hoornen gesprengd, en verbrand in zijn eeuwigdurend vuur, zo ook stortte onze gezegende Heere zijn bloed op het kruis. Daar droeg Hij ten volle de toorn Gods; daar deed Hij de zonde teniet door zijn eigen offerande; daar bood Hij zijn heilig lichaam en zijn heilige ziel, zijn gans reine en gewijde mensheid, in vereniging met de eeuwige Godheid, als een verzoening voor de zonden zijns volks. Aldus werden al hun zonden verzoend, geboet, weggedaan, uitgewist en zullen hun nooit weder toegerekend worden. Dit is het grote geheim van de verlossende liefde en het verzoenende bloed.Hier schittert het kruis in al zijn luister; hier ontmoeten God en de mens elkander in de offerande van de Godmens, en hier heerst te midden van lijden en smart, zuchten en tranen, het bloed en de gehoorzaamheid van Gods lieve Zoon, onze natuur aangenomen hebbende, de genade door de rechtvaardigheid ten eeuwigen leven.
Brandofferen, noch offer voor de schuld
voldeden aan Uw eis noch eer.
Toen zeid’ ik: „Zie, ik kom, o Heer,
de rol des boeks is met mijn naam vervuld.
Mijn ziel, U opgedragen,
wil U alleen behagen.
Ps. 40:4