Maar wanneer Die zal gekomen zijn, namelijk de Geest der waarheid. Hij zal u in alle waarheid leiden; want Hij zal van Zichzelf niet spreken, maar zo wat Hij zal gehoord hebben, zal Hij spreken, en de toekomende dingen zal Hij u verkondigen. Johannes 16:13
Hij zal van Zichzelf niet spreken. Er is iets bijzonder welgevalligs in deze trek van de Heilige Geest, dat, als wij deze uitdrukking mogen gebruiken, Hij Zichzelf niet verheerlijkt op dezelfde rechtstreekse eigen wijze zoals de Vader en de Zoon van Zichzelf spreken. Zo spreekt de Vader van Zichzelf door het gehele Woord, en de Zoon spreekt van Zichzelf in de Schrift volgens de Schrift, maar de Heilige Geest, ofschoon Hij spreekt in de Schrift — want door Zijn Goddelijke inspiratie werd zij geheel geschreven — spreekt nochtans niet van Zichzelf op een stellige, directe wijze. Ook wekt Hij ons op een duidelijke en persoonlijke wijze niet op om in Hem te geloven, Hem te vereren en te aanbidden. Maar Zijn bediening en werk is in onze consciëntie te getuigen en getuigenis af te leggen aan onze geest van de Vader en de Zoon beiden. Dus als een Geest der aanneming stelt Hij de ziel in staat te roepen „Abba, Vader!” en zo getuigt Hij van de Vader. En als een Geest der openbaring getuigt Hij alzo van de Zoon. Maar Hij maakt Zich op een persoonlijke wijze niet bekend, noch getuigt Hij van Zichzelf. Hoe zullen wij Hem dan kennen? Door ons Zijn werkingen. Zijn invloeden. Zijn onderwijzingen, Zijn vertroostingen, Zijn verzekeringen, Zijn vertederingen, Zijn vernederingen, Zijn bedauwingen, verwijdingen, openingen, bevrijdingen, versterkingen en kracht en bekwaamheid toe te brengen. Daarom zeide de Heere tot Zijn discipelen: „Want gij kent Hem, want Hij woont in u en zal in u blijven”. Zo kennen wij Zijn inwoning door het licht, dat Hij schenkt om onze bewijzen klaar en helder te doen zien, door het leven, dat Hij in de ziel schenkt, om onze kwijnende genadens te vernieuwen en te verlevendigen. Door de onderwerping, die Hij mededeelt onder moeiten en verdriet, naar de souvereine wil van God; door de vernedering, die Hij schenkt onder de kastijdende roede; door het gezegend vertrouwen, dat Hij ons niet zal laten verloren gaan. Door de heilige vrijmoedigheid, die Hij ons verleent tegenover de vijanden der waarheid; door de ijver, die Hij in onze harten ontsteekt voor de waarheid, zo zij in Jezus is en tot heerlijkheid Gods. Door de gepaste woorden, die Hij in gedachten legt in de verdediging van het Evangelie, en door de kracht, die onze woorden vergezelt, die de vijand of tegenstander doet zwijgen of zelfs overtuigt. Ofschoon dus de gezegende Geest niet van Zichzelf spreekt, maakt Hij Zichzelf op een krachtige wijze bekend door Zijn inwonende kracht en genade. O gezegende Leermeester, heilige Vertrooster, dierbare Voorspraak, hemelse Getuige, kom en neem Uw verblijf in ons hart; openbaar en ontdek aldaar Jezus, de hoop der heerlijkheid; stort daarin uit de liefde Gods en verleen Uw Goddelijk getuigenis van ons kindschap. Roep in onze ziel uit: „Abba, Vader!” Onderwijs, heilig en zegen ons en allen, in wie Gij Uw werk van genade verheerlijkt hebt, opdat wij mogen „vervuld zijn met alle blijdschap en vrede in het geloof”, en wij mogen „overvloedig zijn in hoop door de kracht des Heiligen Geestes”.