Daarom dan ook, alzo wij zo groot een wolk der getuigen rondom ons hebben liggende, laat ons afleggen alle last, en de zonde, die ons lichtelijk omringt, en laat ons met lijdzaamheid lopen de loopbaan, die ons voorgesteld is. Hebreeën 12:1
Als iemand zich had verplicht een wedstrijd te lopen, niet voor een wereldse kroon, niet voor een armzalige geldbeloning, maar om voor zijn leven te rennen; te rennen als iemand die zijn buurman per ongeluk had gedood, en die door de bloedwreker op de hielen werd gezeten. Zo iemand zou zichzelf beslist niet met veel lasten bezwaren. Hij zou geen extra kleren dragen; hij zou geen zware schoenen aantrekken of zelfs een zware geldbuidel in zijn zak meenemen. Maar hij zou liever alle overbodige kleding, voor zover mogelijk, uittrekken. Als hij bij de start dan nog een bepaalde hoeveelheid kleding zou dragen en er onderweg achterkwam dat deze hem hinderde en dat hij er steeds zwakker door werd, zou hij kledingstuk na kledingstuk afwerpen opdat hij niet overweldigd zou raken door het gewicht ervan. Zo is het ook met het lopen van de geestelijke loopbaan. Voordat we van start gaan, zijn we al met lasten bezwaard. Meteen vanaf het begin liggen er moeilijkheden en obstakels op het pad, en deze zijn zo groot dat velen die lijken te willen rennen, ze nooit overwinnen. En dit lijkt vooral het geval te zijn bij het kind Gods. Wat staan hem toch voortdurend, als de genade Gods voor het eerst het zondaarshart beroert, moeilijkheden die onoverkomelijk lijken in de weg! De tegenwerking van relaties, misschien van een vader, die hem liever naar zijn graf zou volgen dan hem een godvruchtige te zien worden; misschien de vervolging door zijn geliefde levensgezel(lin); de vijandigheid en de onverhulde minachting van zijn eigen kinderen; zijn levensomstandigheden, met alle vooruitzichten; zijn zaak of beroep, die van dien aard kunnen zijn dat elke belijdenis van godvruchtigheid zijn werelds welzijn ernstig in gevaar brengt en zichzelf en zijn gezin tot armoede brengt — wat wordt iemand vaak geconfronteerd met dit soort moeilijkheden als hij voor het eerst naar de dingen Gods begint te verlangen! Bovendien, hoe hoger iemands positie in het leven is, des te groter zijn de moeilijkheden. De armen kennen hun moeilijkheden en worden soms enigszins vervolgd, maar lang niet zo erg als degenen die een hogere positie op de maatschappelijke ladder innemen. Daarom zei de Heere: ‘Het is lichter, dat een kemel gaat door het oog van een naald, dan dat een rijke inga in het Koninkrijk Gods.’ (Matth. 14:24; Mark. 10:25).
Lezen: Hebreeën 12:1-15