Omdat uw hart week geworden is, en gij u voor het aangezicht des Heeren vernederd hebt,. — zo heb Ik u ook verhoord. 2 Koningen 22:19
Die weekheid van het hart was een teken in Josia op hetwelk God, om zo te zeggen, zijn vinger legde; het was een kennelijk teken ten goede, dat God uit alle andere uitkoos, als een getuigenis te zijnen gunste. Het hart, door God met zijn vinger aangeraakt, is week, daar die weekheid de vrucht is der aanraking van de hand des Heeren aan het geweten. Men moet het verschil tussen een natuurlijk geweten en een hart, dat week is in de vreze Gods, daarin kennen, dat het natuurlijk geweten altijd achterdochtig en onzeker is; zoals de Heere zegt: „het zuigt de mug door en zwelgt een kemel in.” Het geeft buitengewoon acht op zelf opgelegde strenge voorschriften en is zeer schroomvallig omtrent het verbreken van eigen regelen; en terwijl het een zonde zal begaan, welke een mens, die de vreze des Heeren heeft, voor geen werelden zou willen bedrijven, zal het terugdeinzen voor onbelangrijke kleinigheden, waarvoor een opgeklaarde ziel niet de minste schroom zal hebben. Maar dit is een teken van een hart, week in de vreze Gods; het is in beweging als God de Heilige Geest er op werkt. Het is gelijk het kompas van de zeeman, dat, eens door de magneetnaald aangeraakt, steeds naar het Noorden draait; zij moge slingeren en achter- en voorwaarts trillen, maar toch zal zij naar de pool terugkeren, en eindelijk op het punt blijven staan, waarvan zij tijdelijk verwijderd was. Zo mag het hart; wanneer het door de Heilige Geest is aangeraakt en in de vreze Gods week is geworden, voor enige tijd ter rechter- of ter linkerzijde afwijken, maar het beeft en dobbert tot het naar God wijst, als het enige en eeuwige middelpunt van zijn geluk en zaligheid.
Verlicht ons hart, dat duister is,
wil ons naar uw getuigenis
doen vlieden alle kwade paan
en ijv’rig in uw wegen gaan!
Morgenzang :5