Want met één offerande heeft Hij in eeuwigheid volmaakt degenen, die geheiligd worden. Hebreeën 10:14
Geheiligd te worden is een deelgenoot gemaakt te worden van die heiligheid, zonder welke niemand de Heere zien zal. Het is gemaakt te worden tot een nieuw schepsel. Het wordt genoemd de nieuwe mens aan te doen, die naar God geschapen is, in ware gerechtigheid en heiligheid. In één woord, het is een deelgenoot te worden van de Goddelijke natuur en dus de heiligheid Gods ingestort en medegedeeld te worden aan de ziel. Zonder deze inwendige heiligheid kan niemand de poort des hemels binnengaan. Om derhalve geschikt te zijn voor de hemelse erfenis, moet gij een hemelsgezind hart hebben, en een prijzende, aanbiddende en liefhebbende geest. Gij moet u vermaken en verblijden in de Heere, als zijnde zo heilig en toch zo vriendelijk; zo rein en toch zo beminnelijk; zo blinkend en toch zo welgevallig en medelijdend. Welnu, deze geschiktheid voor de heiligheid, gelukzaligheid en bezigheden des hemels worden medegedeeld bij de wedergeboorte, waarin de nieuwe mens der genade, ofschoon zwak, echter volkomen is. Zie maar de moordenaar aan het kruis. Wat een treffend voorbeeld is hij, dat de Geest Gods in een ogenblik een mens voor de hemel geschikt kan maken! Hier was een lage boosdoener, die zijn leven had doorgebracht met roven en moorden, en die ten laatste zijn verdiende straf onderging. Van deze moordenaars lezen wij: „Ook die met Hem gekruisigd waren, smaadden Hem”. Wij hebben dus reden te geloven, dat hij eerst zijn broeder moordenaar gelijk was in het lasteren van de Verlosser. Maar soevereine genade (en wat anders dan soevereine genade?) raakte zijn hart aan, deed hem zien en gevoelen wat een ellendig, verloren zondaar hij was. Zij opende zijn ogen om de Zoon van God te zien, bloedende voor hem; zij verwekte in zijn ziel geloof om te geloven in Zijn Naam; zij schonk hem de geest des gebeds, dat de Heere des hemels en der aarde zijner wilde gedenken, als Hij in Zijn Koninkrijk zou gekomen zijn. Het is misschien de grootste daad des geloofs, waarvan wij in de Schrift lezen; bijna gelijk, indien niet groter, aan het geloof van Abraham, toen Hij Izaäk op het altaar offerde. De stervende Verlosser hoorde en beantwoordde zijn geroep en zei tot hem: „Heden zult gij met Mij in het Paradijs zijn!” Geest en leven vergezelden de woorden en schonken hem in de dadelijkheid een geschiktheid zijner ziel voor de erfenis; en vóór de avondschaduwen vielen, ging zijn gelukkige ziel in het Paradijs, alwaar hij nu bezingt de lof van God en het Lam. Menig kind van God heeft bijna tot zijn laatste uren op deze wereld moeten wandelen zonder een openbaring van vergevende liefde en de toepassing van het verzoenend bloed, maar hij is niet heengegaan zonder dat de Heilige Geest de zaligheid aan Zijn ziel geopenbaard heeft en dan ook zijn ziel gestemd heeft om met de verheerlijkte geesten voor de troon de onsterfelijke lofzang te kunnen aanheffen.