Wat klaagt dan een levend mens? Een ieder klage vanwege zijn zonden. Laat ons onze wegen onderzoeken, en doorzoeken, en laat ons wederkeren tot de Heere. Klaagliederen 3:39, 40
Ik houd mij vast overtuigd, dat er duizenden professoren zijn, die gedurende de gehele loop van hun godsdienstige arbeid niet geweten hebben, wat het is „hun wegen te hebben onderzocht”; in de weegschalen der Goddelijke rechtvaardigheid gewogen te zijn, of terneer geslagen en in hun eigen gevoel veroordeeld te hebben gestaan voor God als de hartdoorzoekende Jehovah. Voor zulk een beproevende smeltkroes, voor zulk een onfeilbare toetssteen zijn zij altijd teruggedeinsd. En waarom? Omdat zij inwendig bewust zijn, dat hun godsdienst geen gestreng en nauwkeurig onderzoek kan doorstaan. Gelijk een bedriegelijk winkelier zijn klanten in een donkere hoek van zijn winkel lokt, om niet ontdekt te worden, als hij zijn voddige, opgemaakte goederen voor hen uitspreidt, zo ook schuwen zij het licht, die zich inwendig bewust zijn, dat hun godsdienst geen hemelse oorsprong heeft. Het is zoals de Heere zegt: „Een iegelijk, die het boze doet, haat het licht, noch komt tot het licht, opdat zijn daden niet zouden afgekeurd worden; maar hij, die de waarheid doet, komt tot het licht, opdat zijn daden openbaar mogen worden, dat zij door God zijn gewrocht.” Zo gij er nu geen kennis aan hebt, dat uw wegen van tijd tot tijd worden onderzocht en doorzocht, of er komt bitterheid in u op onder een bevindelijke, hartonderzoekende prediking, die voor u dat doorzoeken wilde instellen, dan is er voorzeker een vuile plaats in u, iets dat gij niet aan het licht durft brengen. De kaars des Heeren heeft de schuilhoeken van uw hart niet doorzocht; ook hebt gij niet met David gebeden: „Doorgrond mij, o God! en ken mijn hart; beproef mij en ken mijn gedachten. En zie of er bij mij een schadelijke weg zij, en leid mij op de eeuwige weg.”
Wil toch Uw knecht, door schuld verslagen,
o Heer, niet voor Uw vierschaar dagen,
want niemand zal in dat gericht,
daar zelfs zijn hart hem aan moet klagen,
rechtvaardig zijn voor Uw gezicht!
Ps. 143:2