Want waarbij zoude nu bekend worden, dat ik genade gevonden heb in Uwe ogen, ik en Uw volk? Exodus 33:16
Genade wordt altijd ,,gevonden” Zij wordt niet gewonnen, niet verdiend, noch ingewerkt, maar gevonden; en zo een mens haar niet „gevonden” heeft, had hij haar nooit. Zij is, om zo te zeggen, verborgen, gelijk de Heere dat uitdrukt in de gelijkenis van de man, die een schat vond in de akker verborgen (Matth. 13 : 44). De man dacht niet aan de schat. Wij kunnen ons voorstellen hoe hij de akker omploegde. Hij vermoedde het niet, dat er goud onder de kluiten was; maar hij vindt hem plotseling; op de onverwachtste en meest onvoorziene wijze, en van blijdschap daarover „gaat hij heen en verkoopt al wat hij heeft en koopt die akker.” Op deze wijze wordt ook de genade gevonden. Zij komt zó onverwacht en zó zachtkens in de ziel van een mens, dat wanneer zij komt, het is gelijk een man, die iets vond, waarvan hij geen begrip had voordat hij het had gevonden. Hij wist niet wat het was, noch hoe of van waar het te bekomen was; maar toen het in zijn hart was, bevond hij, dat hij daar een schat had. De schat, die de man in de akker vond, was hem veel aangenamer, omdat hij zo onverwacht gevonden was, dan zo hij hem stuiver voor stuiver had bijeengegaard. Doordat hij langs zulk een bijzondere weg kwam, door de verrassing en de vreugde, werd de waarde van de schat verdubbeld; verdrievoudigd. Zo ook, wanneer de genade op een onverwacht ogenblik op de aarde nederdaalt, en gelijk de dauw des hemels in de ziel neerdroppelt, wordt hij hoger geschat, dan zo ze met vlijt penning voor penning was verzameld. De lieflijkheid der gift is verdubbeld door haar onverwachtheid en de wonderbare en wonderlijke wijze, waarop zij komt.
Getrouwe Heer, Gij wilt mijn goed, mijn God,
mijn erfenis en ’t deel mijns bekers wezen!
Gij onderhoudt gestaag het heuglijk lot,
dat Gij zo mild voor mij hebt uitgelezen.
De schoonste plaats mat Gij met ruime snoeren!
O heerlijk erf, gij kunt mijn ziel vervoeren.
Ps. 16:3