God, die rijk is in barmhartigheid. Efeze 2:4
Genade is geschikt voor de gevoelige zondaar. De rijkdom van Gods genade past daarentegen bij hen van wie de ziel diep vernederd is en die voelen hoe overvloedig Hij moet zijn in de grote rijkdom van Zijn genade, zodat zij de hoop koesteren om bij het verbond te horen, dat hen gezocht heeft in hun lage staat van vernedering. Wij voelden en ondervonden barmhartigheid voordat wij de liefde kenden. Liefde is eerst in God, en niet eerst in onze kennis ervan. Evenmin gaan wij tot God voordat wij een behoefte aan vergeving voelen, alsof wij de voorwerpen van Zijn liefde zouden zijn, of het idee zouden durven hebben dat zo’n heilige God zo’n slechte zondaar zou kunnen liefhebben. Maar wij gaan tot Hem om genade te verkrijgen, zoals de apostel zegt: ‘Laat ons dan met vrijmoedigheid toegaan tot de troon der genade, opdat wij barmhartigheid mogen verkrijgen, en de genade vinden om geholpen te worden ter bekwamer tijd.’ (Hebreeën 4:16). Barmhartigheid is het eerste wat bij de troon der genade moet worden gezocht. En wanneer deze barmhartigheid is verkregen, dan wordt de genade altijd voortdurend gezocht, om de hulpeloze en afhankelijke ziel te hulp te komen in alle tijden van nood. Deze nood duurt het hele leven door, totdat deze genade wordt verzwolgen in de heerlijkheid. Was het eenvoudige gebed van de tollenaar in de tempel niet: ‘O God! wees mij zondaar genadig?’ En dit is altijd het smeekgebed geweest van een ieder die door Gods vinger in het hart wordt getroffen.
Gena, o God, gena, hoor mijn gebed,
verschoon mij toch naar Uw barmhartigheden,
delg uit mijn schuld, vergeef mijn overtreden;
Uw goedheid wordt noch paal noch perk gezet.
Ach, was mij wel van ongerechtigheid.
Mijn schuld is zwaar, ik heb Uw wet geschonden!
Zie mijn berouw, hoor hoe een boet’ling pleit
en reinig mij van al mijn vuile zonden.
Ps. 51:1