Hebt de wereld niet lief, noch hetgeen in de wereld is; zo iemand de wereld liefheeft, de liefde des Vaders is niet in hem. Want al wat in de wereld is, namelijk de begeerlijkheid des vleses, en de begeerlijkheid der ogen en de grootsheid des levens, is niet uit de Vader ,maar is uit de wereld. En de wereld gaat voorbij, en haar begeerlijkheid, maar die de wil van God doet, blijft in der eeuwigheid. 1 Johannes 2:15-17
Paulus zegt: ‘Ik heb een vermaak in de wet Gods, naar de inwendige mens’, toch, tegelijkertijd zegt hij: ‘zo vind ik dan deze wet in mij; als ik het goede wil doen, dat het kwade mij bijligt’ (Rom. 7:22 en 21). Nu is de vraag welk beginsel overheersend moet zijn. Dien ik, als ik de vreze des Heeren belijd, God te gehoorzamen, naar Zijn Woord en wil te luisteren, datgene te zoeken en te doen dat Hem behaagt? Of dien ik lief te hebben wat God verafschuwt, en mezelf dus in feite onder de gelederen van de vijanden van God en godsvreze te scharen? Het is zeker zo dat door onze liefde voor dingen het punt wordt bepaald waar ons hart en onze schat ligt. En dit geldt zowel wanneer we de regel toepassen om het geheel te beoordelen als wanneer we een gedeelte beoordelen. Ik hoop dat ik de wereld niet net zo volledig liefheb als een vleselijk mens, voor wie de wereld zijn alles is; maar ik kan haar gedeeltelijk liefhebben, ook al heb ik haar niet volledig lief; ik kan een beetje van haar liefhebben, ook al heb ik haar niet in zijn geheel lief, ik kan één plak cake begeren, ook al wil ik niet alles hebben en opeten. Maar, in zoverre ik de wereld en hetgeen in de wereld is, liefheb, heb ik Gods vijand lief; ik heb een toestand lief die recht tegen de geopenbaarde wil van God ingaat; ik laat mijn vaandel in de steek en schaar me onder de vijandige vlag; ik sta in de gelederen van degenen die tegen God strij den en tegen wie God strijdt; en door mijn liefde voor hen, hecht ik mijn goedkeuring aan hun beginselen, grondstellingen, hun streven, hun gewoonten en hun manieren, en dus in mijn hart, zo niet in persoon, kies ik de zijde van degenen die onder de wraak en verdoemenis van God staan. Dit is de reden waarom God me gelast de wereld niet lief te hebben; want als ik de wereld liefheb, dwaalt mijn hart van het rechte pad af, glijdt het makkelijk in een greppel, wandelt het onderworpen aan degenen die over de brede weg gaan, en keert het, net als Efraïm, ofschoon bewapend, terug als de slag een aanvang neemt. God laat derhalve door middel van Zijn geïnspireerde apostel mij deze waarschuwing ter ore komen, en o, dat God de Heilige Geest aan mijn hart en het uwe aan alle heiligen licht, leven en genade wil mededelen: ‘Hebt de wereld niet lief, noch hetgeen in de wereld is.
Lezen: Romeinen 7:9-26