Doch roepende tot de Heere, in de benauwdheid die zij hadden, verloste Hij hen uit hun angsten. Psalm 107:13
Sommige van Gods kinderen denken dat ze slechts hoeven te smachten, en dat zodra ze smachten de zegen wel komt; dat ze alleen maar hoeven te dorsten, en dat zodra ze dorsten, God hun zeker een voorraad zal sturen. Maar dit is niet zo. Honger en dorst moeten eerst een bepaalde werkzaamheid hebben. Wat is deze werkzaamheid? Hun zielen in hen te overstelpen; ze van alle geestelijke kracht beroven en ze verzwakken tot verhongeren toe. En wees er zeker van dat u nooit echt honger en dorst hebt geleden als uw ziel nooit overstelpt is geweest: overstelpt door de zwakheid die is voortgekomen uit het afwijzen van geestelijk voedsel – overstelpt vanwege de moeilijkheden die u hebt moeten doorstaan — overstelpt door de lasten die op uw schouders zijn gelegd — overstelpt door het woeste en smalle pad waarlangs u hebt moeten reizen. Wat zijn vele van Gods kinderen tot dit punt gebracht waarop ze alles als verloren moeten opgeven! Wat zijn er vele in wanhoop verzonken omdat de Heere hun geen aandacht schenkt als ze Zijn Naam aanroepen — dat Hij niet tot hun zielen spreekt, ofschoon ze Hem zo vaak hebben gesmeekt te luisteren en te antwoorden – dat Hij niet de lasten van hun schouders wil afnemen waaronder ze wegzakken – dat Hij hun niet die bewijzen, getuigenissen en glimpen wil geven waarnaar hun hart snakt! Maar de Heere heeft met dit alles een bijzondere bedoeling. Het is Zijn oogmerk dat hun zielen in hen overstelpt raken. Dit was het geval bij Jona. ‘Als mijn ziel in mij overstelpt was, dacht ik aan de Heere, en mijn gebed kwam tot U, in de tempel Uwer heiligheid’ (Jona 2:7) . We moeten tot de rand van uitputting worden gebracht. En net zo is het met geestelijke honger en dorst; ze moeten doorgaan tot de ziel uitgeput is; dit is de bedoeling ervan. Tot de ziel uitgeput is, wil zij geen steun; de eeuwige armen worden versmaad — op het hart van Jezus wordt niet gesteund.
Lezen: Psalm 102:1-16