Dan zullen wij kennen, wij zullen vervolgen om de Heere te kennen. Zijn uitgang is bereid als de dageraad; en Hij zal tot ons komen als een regen, als de spade regen, en als de vroege regen des lands. Hosea6:
Tot de levende ziel, die wandelt in de duisternis en onbekwaam is om God te vinden, zegt de tekst: ‘Zijn uitgang is bereid als de dageraad.’ Er is dus een bestemde tijd voor de Heere om uit te gaan, en deze wordt op lieflijke wijze vergeleken met het opgaan van de zon. Kent de dageraad zijn plaats niet? (Job 38:12). Gaat niet elke dag de zon op de bestemde tijd op? Is zij ooit te vroeg of te laat? Kon de vrije wil van de mens haar ooit een ogenblik weerhouden of haar opgang bespoedigen? Zo is het ook met het uitgaan van de Heere tot zaligheid van Zijn volk (Hab. 3:13). Het uitgaan van de Heere in de openbaring van Zijn tegenwoordigheid en kracht; het uitgaan van de Heere van de plaats waar Hij zich voor korte tijd verborgen had, om met licht en leven in de ziel neer te dalen. Al Zijn heerlijke uitgangen zijn zo goed bereid, en het ogenblik is zo juist bepaald, als de tijd voor het opgaan van de zon iedere morgen bepaald is.
Lezen: 2 Samuël 23:1-7