Hij zal het goede niet onthouden degenen, die in oprechtheid wandelen. Psalm 84:12
Er zijn er, die oprecht wandelen, ja zeer oprecht in de vreze Gods, en die toch weinig of geen blijvende bewijzen hebben, dat zij voor tegenwoordig deelgenoten zijn van de genade Gods, of dat zij hiernamaals delen zullen in Christus’ heerlijkheid. Doch dit ene bewijs bezitten zij, ofschoon zij er de dadelijke vertroosting niet uit hebben, dat zij oprecht wandelen voor God en mensen. Laat niemand, hoe diep ingeleid of hogelijk begunstigd, dit bewijs der genade in anderen verachten. En gij, die oprecht wandelt uit een levend beginsel van de vreze Gods, hebt hier een vast bewijs van de Heere Zelf, dat Hij een bijzonder oog over u heeft. Maar wat is in oprechtheid wandelen? O, hier is de grote moeilijkheid in de godsdienst. Wij mogen spreken, mogen prediken en horen, wij mogen schijnen te geloven, maar als wij komen om te handelen, te wandelen en uit te dragen in onze dagelijkse praktijk hetgeen wij belijden, dan is het, dat de grootste moeilijkheid wordt gevoeld. „De ziel der godsdienst — zegt Bunyan — is het praktische gedeelte”. En het is als wij tot dit praktische gedeelte komen, dat het dagelijks kruis begint. De wandel, het spreken, onze dagelijkse handelwijze, dit alles bij elkaar is de grootste moeilijkheid, gelijk het ook is de allerbelangrijkste vrucht van eens christens belijdenis. Dag na dag te wandelen onder alle omstandigheden en temidden van een verscheidenheid van verzoekingen, die ons omringen, en dat met een teder, oprecht gemoed in de vreze Gods, en gedurig het besef om te dragen, dat hart en mond en leven open liggen voor Zijn al doorzoekend oog; te betrachten wat Hem behaagt en te mijden wat Hem mishaagt; dit is waarlijk in de godsdienst de steile berg, die zo veel moeite veroorzaakt om te beklimmen! Wij kunnen vlug genoeg spreken, maar o, te wandelen in het rechte en nauwe pad! Christen te zijn, zowel uit- als inwendig, voor God en mensen, voor de kerk en voor de wereld; en in alle opzichten te spreken en te handelen met een onwankelbaar vasthouden aan onze belijdenis, dit is wat de natuur nooit heeft gedaan en wat de natuur nooit doen kan. Om zo te handelen en om zo te geloven, daartoe hebben wij nodig, dat de Heere die kracht en genade in ons werke en in ons openbare.