Heere, bekeer ons tot U, zo zullen wij bekeerd zijn; vernieuw onze dagen als van ouds. Klaagliederen 5:21
Bent u niet dikwijls onbekwaam om berouw te voelen en uw zonden voor God te belijden? Geeft uw geweten u niet dikwijls een terugblik op vleselijke gedachten, goddeloze begeerten, ijdele inbeeldingen, dwaze woorden, dartele gesprekken en die gehele lijst van verkeerdheden, die getuigen van al onze afwijkingen van het leven Gods? Maar bent u in staat om daarover berouw te voelen? Voelt u zich dan, als in uw hart getroffen? Kunt u treuren en zuchten omdat uw geweten zulk een reeks van klachten tegen u inbrengt? Kunt u uw ziel voelen wegsmelten door het gevoel van smart daarover? Kunt u verslagen zijn over uw trotsheid, uw wereldsgezindheid, uw begeerlijkheid, over alles wat verkeerd, over alles wat hatelijk is in het oog van God? Maar zijn er dan tijden en gelegenheden, dat het de Heere behaagt op het geweten te werken, de ziel te bewegen en te schokken, het hart aan te roeren met Zijn genadige vingers — dan ontstaat er berouw en godzalige smart. Het is met ons als met de rots waar Mozes op sloeg. Er was water in de rots; maar er moest met de staf op geslagen worden, voordat het water er uitvloeide. Zo kunnen wij de genade van berouw in onze ziel hebben; maar zij vereist de Goddelijke hand om op de rots te slaan, zodat het water van de godzalige smart er uit stroomt.
Heer, door goedheid aangedreven
zijt Gij mild in ’t schuld vergeven!
Wie U aanroept in de nood
vindt Uw gunst oneindig groot.
Heer, neem mijn gebed ter oren,
wil toch naar mijn smeking horen;
merk naar Uw goedgunstigheên
op de stem van mijn gebeên.
Ps. 86 : 3