Maar Mijn goedertierenheid zal Ik van hem niet wegnemen, noch in Mijn getrouwheid niet feilen. Ik zal mijn verbond niet ontheiligen; en hetgeen dat uit mijn lippen gegaan is, zal Ik niet veranderen. Psalm 89:34, 35
Wij leven in een veranderlijke, steeds veranderende wereld. Alles buiten ons kenmerkt zich door verandering, dood en verval; en wat onszelf aangaat, alles in ons zegt hoe broos, hoe zwak en vergankelijk wij zijn. Zo ziet men overal, door het oog des verstands en der rede, onzekerheid en veranderlijkheid ingedrukt op iedere gebeurtenis, maar ook op alles wat wij hebben en zijn in lichaam en ziel; en die ervaring van hetgeen wij in ons zelf gevoelen en in alles rondom ons zien, brengt dikwijls ons geloof en onze hoop in beproeving; want wij zijn geneigd God naar onszelf af te meten en onze staat voor Hem te beoordelen, niet volgens zijn Woord, maar volgens de zich afwisselende gedachten en oefeningen van onze geest. Maar als wij door het oog des geloofs door al die nevelen kunnen heenzien, die, de bodem onzer ziel als het ware bedekkende, zo dikwijls ons oog verduisteren, zodat wij niets kunnen onderscheiden van Gods plannen, zoals ze zijn geopenbaard in een eeuwig verbond, dat vast en zeker is, en zo wij tegelijkertijd een getuigenis hebben van ons deel daaraan, dan is er grond beide voor het geloof en de hoop, alleen gegrond op het Woord en de belofte van Hem, die niet kan liegen. Zo werd David getroost op het leger der smarte, toen het klamme doodzweet zijn voorhoofd bedekte (2 Sam. 23 : 5). Het was toen in dat „eeuwig verbond” opgenomen dat zelfs, vóór de wereld geformeerd, de mens gemaakt, of de zonde bedreven was, een Redder werd bestemd, een Verlosser werd aangewezen, en ook de personen der verlosten in Hem verkoren en Hem gegeven. Hoe kunnen wij dan geloven, dat veranderlijke en veranderende gebeurtenissen hier in de tijd datgene zouden veranderen en verijdelen, wat door een vast en souverein raadsbesluit stellig was bepaald, of dat de een of andere veranderlijke omstandigheid in ons zelf of in anderen de eeuwige plannen Gods zou kunnen vernietigen?
Geen onheil zal de stad verstoren
waar God zijn woning heeft verkoren.
God zal haar redden uit de nood
bij ’t dagen van het morgenrood.
Ps. 46:3