Ik kleef vast aan Uw getuigenissen; o Heere, beschaam mij niet. Psalm 119:31
In welke staat of trap van bevinding gij zijn moogt, het zal uw wijsheid en uw genade zijn, vast te houden aan het getuigenis van God. Heeft de Heere maar even een werk der genade in uw hart begonnen? Toont Hij u wat gij van nature zijt en brengt Hij u voor ogen de zonden uwer jonkheid en dit door diepe overtuigingen? Het zal uw wijsheid en genade zijn, aan dat getuigenis vast te houden, niet van uw verstand afgedreven te worden in moedeloosheid, noch te vervallen in een vleselijk vertrouwen, maar u te houden bij dat getuigenis, hetwelk de Heere Zelf heeft ingeplant. Heeft de Heere u doen zuchten en schreien uit de diepte van een verbroken hart en heeft Hij u doen neervallen voor Zijn waarheid? Houdt u bij dat getuigenis; Hij zal u niet beschaamd doen uitkomen. Wederom, indien de Heere een weinig meer voor u gedaan heeft en u een lichtstraaltje van barmhartigheid en gunst heeft betoond, een bewijsje van uw aandeel in het bloed van het Lam, dan zal het u tot wijsheid zijn ook aan dat getuigenis vast te kleven. Gij zult er ontmoeten, die u vermetel willen voortdrijven, en ook, die u in moedeloosheid willen terugdrijven; gij zult er tegenkomen, die u willen neerdrukken in dezelfde twijfelingen en vrezen, waarin hun eigen gemoederen verkeren. Ook zult gij er vinden, die u terzijde willen af leiden in het ijdel vertrouwen, waarin zij zelf wandelen. Het zal u dan tot wijsheid zijn, te blijven bij het getuigenis, dat God heeft geopenbaard; en Hij kan in uw ziel werken dat geloof, waardoor gij zult kunnen en willen vastkleven aan Zijn getuigenis. Maar, zullen sommigen zeggen: Hoe kan ik weten, dat ik aan Gods getuigenis vastkleef? Ik wil u vragen: Wat zijn de gewaarwordingen uws harten jegens Hem? Is er vreze Gods? Is er een heilige eerbied in uw hart? Is er een diep ontzag? Is er enige werkzaamheid in uw ziel? Een uitstorting uws harten voor God? Een indruk van Zijn tegenwoordigheid? Een vrees om Hem te beledigen? Een verlangen naar Hem? Een diep besef van Zijn volmaaktheden? Dan is er reden te geloven, dat er enig getuigenis van God in uw consciëntie is en dat gij daaraan vastkleeft. Is uw godsdienst evenwel zodanig, dat zij u leidt tot een ijdel vertrouwen, tot eigengerechtigheid, tot vermetelheid, tot valse gerustheid, en tot een zorgeloze, lichtzinnige, beuzelachtige geest, maak er dan staat op, dat gij niet vastkleeft aan Gods getuigenissen, of liever, gij hebt geen getuigenis van God om daar aan vast te houden. Doch als de Heere in uw ziel enig gevoel geeft van Zijn ongenoegen, omdat gij u misdragen hebt tegenover Hem en u een schuld over uw ziel gebracht hebt en onrust in uw gemoed, dan zal het u tot wijsheid zijn te doen zoals de Heere spreekt in Leviticus 26 : 41, om aan de straffen uwer ongerechtigheid een welgevallen te hebben, om uw mond in het stof te steken en te belijden, dat gij dwaas gedaan hebt. Dan niet terzijde af te gaan tot een vermetel vertrouwen, waardoor gij de scherpte van het zwaard Gods in uw ziel zou willen verstompen, maar het liever in uw hart te laten ingaan en het in uw consciëntie te omhelzen, ja daaraan vast te kleven als het getuigenis van God. „Ik kleef vast aan Uw getuigenissen”. Vast te kleven aan alles wat God in de consciëntie openbaart, hetzij oordeel, hetzij barmhartigheid, hetzij een bemoediging, hetzij een afwijzing, hetzij een getuigenis voor, hetzij tegen; wat het ook zij, als het met kracht vergezeld is en door de Geest in de ziel wordt toegepast, kleef er aan vast, want dit houdt de ziel op een veilige en gezegende plaats.