In dewelke gij nu, hoewel Hem niet ziende, maar gelovende, u verheugt met een onuitsprekelijke en heerlijke vreugde. 1 Petrus 1:8b
Hier vinden wij geloof, liefde, blijdschap en heerlijkheid verenigd. Het woord „verheugt” betekent eigenlijk opspringen van vreugde. Geestelijke vreugde, heilige vreugde, is daarom van aardse, natuurlijke vreugde niet alleen onderscheiden in aard, maar ook in graad. Natuurlijke vreugde kan nooit zeer hoog stijgen en is niet van lange duur. Zij is uit de aarde aards en daarom kan zij niet hoog stijgen en lang duren. Zij wordt altijd belemmerd door de een of andere hinderpaal of teleurstelling; en, evenals in de bitterste beker des rechtvaardigen iets geheims is, dat hem geheel zoet maakt, zo is er ook in de zoetste beker des goddelozen iets, dat hem geheel bitter maakt. Al hun vreugde is dwaasheid; want zelfs „bij het lachen is het hart bedroefd, en het einde dier vreugd is zwaarmoedigheid”. God toornt over de blijdschap van de wereldling; het geweten veroordeelt die en het vermoeide hart is er dikwijls ziek, dodelijk ziek van. Zij kan geen onderzoek of overweging dulden; geeft steeds teleurstelling hier en hiernamaals eeuwig berouw. Maar hoe geheel anders is de vreugde des geloofs en der liefde. Zij is onuitsprekelijk, want zij is een dier dingen, welke het oog niet gezien, het oor niet gehoord heeft, noch in het hart des mensen ooit is opgeklommen; en daarom heeft de menselijke taal, welke alleen menselijke gedachten en gevoelens kan uitdrukken, hiervoor geen woorden. Zij, die haar bij ervaring kennen, verstaan het wanneer door anderen over haar gesproken wordt, maar niet uit de woorden zelf, maar omdat die woorden als het ware korte wenken, doffe en flauwe schaduwen, onvolkomen en onvoldoende uitingen zijn, die door hun eigen ervaring worden verklaard. „En heerlijke vreugde.” Letterlijk staat er „verheerlijkte”, dat is: de vreugde is een vreugde, die God uitsluitend vereert door er het kenmerk van Goddelijke heerlijkheid op te drukken. Daarom is zij een gezegende voorbereiding voor, en een voorsmaak van de heerlijkheid, die zal geopenbaard worden.
’k Zal met mijn ganse hart uw eer
vermelden, Heer,
U dank bewijzen.
Ps. 138:1