De opening uwer woorden geeft licht, de slechten verstandig makende. Psalm 119:130
Het woord „slechte” betekent naar de letter iets, dat niet samengevouwen of samengevlochten is. Maar tengevolge van het verraderlijke en hoogst bedriegelijke hart des mensen, zijn allen, zonder onderscheid in zeker opzicht juist het tegengestelde. Al hun plannen en hun streven naar werelds voordeel of vleselijk genot zijn verward en samengesteld, en zijn steeds bezig een of meer draden van vleselijk beleid samen te vlechten. Maar wanneer God de Heilige Geest met zijn genade begint te werken op de zielen der uitverkorenen, begint Hij (als ik het zo zeggen mag) hun vlechtwerk los te maken. Hij grijpt het touw, dat Satan en hun eigen hart jaren achtereen samen heeft gevlochten, en Hij ontwart het in zijn gehele lengte, zodat de strengen niet meer als te voren ineen zijn gedraaid, maar los, gescheiden en van elkander gescheurd. Het licht, dat in de ziel straalt uit de volheid van Jezus, ontdekt aan een mens de bochten, de kromten, het ingewikkelde van het bedrog en de huichelarij, waaraan hij schuldig staat. Een mens wordt „slecht” (eenvoudig) gemaakt, wanneer de vouwen en rimpels van zijn hart zijn uitgeschud en hij er toe gebracht is, te zien en te gevoelen, dat God in hem ziet; dat zijn oog doordringt in elke schuilhoek van zijn boezem; en dat er geen gedachte in zijn hart is, „en geen woord op zijn tong, of de Heere weet het alles” (Ps. 139:4). Dit karakter wordt door Nathanaël duidelijk voorgesteld. Dat ontwarren en losmaken had in zijn ziel plaats gehad. Hij had gezeten onder de vijgeboom, en terwijl hij daar knielde en bad, zag Gods oog in zijn binnenste, en zoals een bliksemstraal een ogenblik door een rol ijzerdraad loopt, zo ook toen het oog van God in Nathanaels ziel las, ontwarde en ontblootte die plotselinge lichtstraal de schuilhoeken van zijn hart, en maakte hem tot een verstandig mens vóór Hem —• „een Israëliet, in wie waarlijk geen bedrog was” (Joh. 1 : 48).
Gij hebt mijn gans gestel doorgrond,
zelfs voor mijn eerste levensstond.
Ps. 139:7