De geest is wel gewillig, maar het vlees is zwak. Markus 14:38
Wellicht bent u ertoe geroepen een klein offer van geld te doen. Na een dappere strijd tussen een vrijgevige geest en een begerig hart, wint het beste principe. Welnu, als de zege is behaald, merken we dan niet vaak dat wat is gegeven nauwelijks wordt gemist; en dat het goede dat is gedaan voor de waarheid, of voor een van de arme en behoeftige kinderen van de Heere, een ruimschootse vergoeding is voor het overwinnen van de tegenstand van een begerige geest, en het geschreeuw van de oude man alsof er een spijker in zijn gierige knuist werd gedreven? Maar al spoedig, terwijl hij moeizaam sterft en onder de folterende spijker kronkelt, roepen wij of iemand die met ons verbonden is uit: ‘ Ontzie jezelf. Als je zo doorgaat, beroof je je vrouw en kinderen, en brengt ze tot de bedelstaf. Er moeten rekeningen worden betaald, en je weet hoe moeilijk je aan geld komt, en hoe snel het weer verdwijnt.’ Maar dan gebeurt er iets in Gods voorzienigheid, het hoofd zakt in het stof, en we verzuchten: ‘Heere, ik ben slecht, en Gij zijt goed. Vergeef mijn begerige, ongelovige hart. O, laat me nooit meer aan U twijfelen.’ Dus als we afstand moeten doen van een stukje van onze goede naam of faam, of van geliefde achtenswaardigheid, begint het vlees meteen te roepen, en het kan de schande van het kruis niet verdragen. Maar al heel gauw kan de Heere in uw hart binnenkomen met Zijn goedheid, barmhartigheid en liefde zodat we ons zelfs onwaardig achten schande te verduren omwille van Zijn naam en het een eer vinden Zijn smaadheid te dragen. Op welke andere wijze kunnen we de waarheid en werkelijkheid, het leven en de kracht van onze godsdienst kenbaar maken? Mensen zullen ons, terecht, oordelen naar onze werken, niet naar onze woorden; naar onze vruchten, niet naar onze bladeren; naar onze christelijke geest, nederigheid, stilheid, ootmoedigheid, oprechtheid, onbaatzuchtigheid, bereidheid te dienen in plaats van te heersen, en de algemene bereidheid te verdragen en zich in te houden, het voordeel van anderen te beogen, niet dat van onszelf, en al het goede te doen dat we maar kunnen voor de ziel en geest van onze medemensen.
Lezen: Mattheüs 12:22-37