Dat wij, verlost zijnde uit de hand onzer vijanden, Hem dienen zouden zonder vreze, in heiligheid en gerechtigheid voor Hem, alle de dagen onzes levens. Lucas 1:74, 75
Heiligheid bestaat hoofdzakelijk uit twee punten: 1°. Dat men deelgenoot gemaakt is van de Geest der heiligheid, waardoor wij, als uit God geboren, bekwaam gemaakt worden deelgenoot te zijn van de erfenis der heiligen in het licht; dat ons verlangen gericht is naar de dingen daarboven, waar Christus zit aan de rechterhand Gods; dat onze omgang is in de hemel; dat wij de nieuwe mens hebben aangedaan, welke vernieuwd is in kennis naar het beeld van Hem, Die hem geschapen heeft; dat wij een leven leiden van geloof in de Zoon van God, en, als in een spiegel, de heerlijkheid des Heeren aanschouwende, veranderd zijn in hetzelfde beeld van heerlijkheid tot heerlijkheid, als door des Heeren Geest. Zo tot God gebracht te zijn, is te smaken, te tasten, te ervaren en te genieten, is deelgenoot gemaakt te zijn van zijn heiligheid, en geheiligd te zijn door de Geest Gods als een inwonend Leermeester, Leidsman, Voorspraak en Trooster. En zo wij niets van deze dingen verstaan, geven wij maar weinig bewijs, dat de genade Gods ons hart heeft bereikt en ons vernieuwd heeft in de geest van ons gemoed. 2°. Het tweede punt van heiligheid is een leven, een gedrag en een wandel naar de voorschriften des Evangelies; en het ene ontstaat uit het andere. „Maak de boom goed,” zegt onze gezegende Heere, „en zijn vrucht is ook goed; want men kent de boom aan zijn vruchten.” De vrucht des Evangelies moet groeien op de boom des Evangelies; dus moeten de vruchten van heilig en Goddelijk leven voortkomen uit die Goddelijke werkingen van de Heilige Geest op het hart, waarvan wij zoeven gesproken hebben. Leven en handelen is, om zo te zeggen, „heilig zijn in alle wandel”; dat is in onze dagelijkse wandel; een nakomen van het voorschrift, dat God weleer aan zijn volk Israël gaf, en in het Nieuwe Testement is aangehaald, om te doen zien dat het geestelijk vervuld is in dat uitverkoren volk, dat Hij door zijn grote genade onder het Evangelie geroepen heeft.
Ps. 84:5