Gij zijt opgevaren in de hoogte; Gij hebt de gevangenis gevankelijk gevoerd; Gij hebt gaven genomen om uit te delen onder de mensen; ja ook de wederhorigen, om bij U te wonen. Psalm 68:19
Het is goed om in gedachten te houden dat Jezus, als Sions verheven Koning, ‘gaven genomen heeft om uit te delen onder de mensen; ja, ook de wederhorigen om bij U te wonen.’ Dit brengt Petrus duidelijk naar voren in de preek die hij op de gedenkwaardige dag van het Pinksterfeest predikte. ‘Hij dan, door de rechterhand Gods verhoogd zijnde, en de belofte des Heiligen Geestes ontvangen hebbende van de Vader, heeft dit uitgestort, dat gij nu ziet en hoort’ (Hand. 2:33). Het was als onze gekroonde Koning dat Hij de gaven en genaden van de Heilige Geest, de beloofde Trooster, ontving en uitstortte. Dezelfde gezegende waarheid wordt bevestigd en ontvouwd door de apostel Paulus: ‘Daarom zegt Hij: Als Hij opgevaren is in de hoogte, heeft Hij de gevangenis gevangen genomen, en heeft de mensen gaven gegeven. Nu dit: Hij is opgevaren; wat is het dan dat Hij ook eerst is nedergedaald in de nederste delen der aarde? Die nedergedaald is, is Dezelfde ook, Die opgevaren is ver boven al de hemelen, opdat Hij alle dingen vervullen zou’ (Ef. 4:8-10). De apostel zinspeelt hier op de voorspellende verklaring in Ps. 68:19. Een uitdrukking in deze verklaring is heel zoet en mooi, volgens de vertaling in de kanttekening, ‘Gij hebt gaven genomen om uit te delen onder de mensen’, waarbij in de kanttekening staat ‘ in de mens ’, dat wil zeggen, in Zijn menselijke natuur, waarin Hij is verhoogd als onze gezalfde Koning.
Lezen: Psalm 68:1-21