Geloofd zij de God en Vader onzes Heeren Jezus Christus, die naar zijn grote barmhartigheid ons heeft wedergeboren, tot een levende hope, door de opstanding van Jezus Christus uit de doden. 1 Petrus 1:3
De opstanding van Jezus Christus was Gods grote getuigschrift der waarheid van zijn Goddelijke zending en zijn Zoonschap, want daardoor werd Hij verklaard de Zoon van God te zijn met macht. Zij zette dus een Goddelijk zegel op zijn offerande. Zijn bloedstorting en zijn dood bewees, dat God zijn offerande had aangenomen en de zonde dus voor eeuwig was uitgewist. Bedenk eens welke de vreselijke gevolgen zouden geweest zijn, indien Christus niet uit de doden was opgestaan, of zo wij geen duidelijke bewijzen zijner opstanding hadden. Er zou, er kan geen vergeving van zonde zijn (1 Kor. 15:17); en zo het geweten ontwaakte tot een gevoel van schuld en veroordeling, schoot er voor haar niets over dan uiterste wanhoop. Maar Christus, uit de doden opgestaan zijnde en opgevaren ten hemel, om Hogepriester te zijn over het huis Gods, en de Heilige Geest hiervan getuigende in het Woord en door het Woord tot de ziel, wordt er een poort van heil geopend, zelfs in het dal van Achor. De Heilige Geest, die niet zou geschonken zijn, zo Christus niet van de doden opgewekt en tot de Vader gegaan was, — de Heilige Geest, zeg ik, komt nu en getuigt van Hem tot de ziel; neemt de dingen, die de zijne zijn, openbaart ze aan het hart en wekt het geloof op, om op Hem te zien en in Hem te geloven als de Zone Gods, en dus, naar de mate der openbaring, overvloedig te zijn in de hope, door de kracht des Heiligen Geestes (Rom. 15:13).
Looft, looft met waar’ erkentenis
zijn naam, die hoog verheven is,
dewijl zijn wond’re Majesteit
door aard’ en hemel is verspreid!
Hij wou de hoorn, zo vol vermogen,
de roem van Israël verhogen.
Dat woont bij Hem, ’t heeft zingensstof:
looft God, zingt eeuwig ’s Heeren lof!
Ps. 148:5