Zo weet de Heere de godzaligen uit de verzoeking te verlossen. 2 Petrus 2:9
Weinigen zullen oprecht en geestelijk gaan tot de Heere en uit het diepst van hun hart roepen om van een verzoeking te worden verlost, vóórdat deze zó zwaar op hun geweten drukt en zulk een last op hun ziel doet wegen, dat God alleen die kan wegnemen. Maar als wij waarlijk de last ener verzoeking gevoelen; wanneer, ofschoon zij voor het vlees aangenaam is, onze geest haar haat; wanneer ons geweten, ofschoon er in ons vleselijk gemoed een gehechtheid eraan moge bestaan, er onder bloedt en wij er geestelijk van walgen en om haar van onszelf walgen; wanneer wij in staat zijn gesteld in ware oprechtheid van ziel in eerlijkheid van hart tot de Heere te gaan, Hem smekende ons van die verzoeking te verlossen, geloof ik, dat de Heere ons vroeger of later die verzoeking in zijn voorzienigheid of door zijn genade geheel zal wegnemen, of haar kracht zodanig verzwakken, dat zij ophouden zal te zijn, wat zij te voren was, onze voeten brengende op de paden van donkerheid en kwaad. Zolang wij echter in die staat zijn, waarvan de Profeet spreekt: „Hij heeft hun hart verdeeld; nu zullen zij verwoest worden” (Hosea 10:2); zolang wij in die vleselijke, twijfelende gemoedstoestand zijn, welke Jacobus beschrijft: „Een dubbelhartig mens is onstandvastig in al zijn wegen”; zolang wij naar die verzoeking worden heengetrokken, verlangende, begerige blikken zijdelings er op richten, haar als een zoete bete onder onze tong rollen, en, ofschoon het geweten er tegen moge getuigen, wij haar nog ongaarne van ons zien weggenomen, is er geen welgemeend geroep uit het hart, geen zucht, geen geestelijke verzuchting onzer ziel, dat God haar van ons mocht nemen. Maar wanneer wij als in de tegenwoordigheid Gods, Die de harten doorzoekt, ertoe gebracht worden het kwade te haten, waartoe wij verzocht worden, en tot Hem roepen, of Hij toch tot zijn eer en tot heil onzer ziel, de verzoeking mocht wegnemen, of haar kracht verstompen en doden, zal de Heere vroeger of later het geroep horen van hen, die smeken om van die verzoekingen verlost te worden, die hen zo zwaar in het stof neerdrukken.
Ps. 130:2