En [gij] zult de waarheid verstaan, en de waarheid zal u vrijmaken. Johannes 8:32
Is de uitverkiezing een geopenbaarde waarheid in Gods geïnspireerde Boek? Ontvangen we de Bijbel als een onthulling van de gedachten en wil Gods? Geloven we dat elk deel ervan werd ingegeven door de Heilige Geest? Aanvaarden we het als onze geloofsregel; als de enige maatstaf voor goed en fout; als het enige middel dat God ons heeft gegeven om Hem te leren kennen, ‘den enige waarachtige God, en Jezus Christus, Dien Gij gezonden hebt’? (Joh. 17:3). Als we dit geloven, als we dit belijden, dan moeten we niet, of de leerstelling van de uitverkiezing nu wel of niet overeenstemt met onze natuurlijke opvattingen, of zij nu wel of niet overeenkomt met onze vooropgezette denkbeelden, ons verstandsvermogen gebruiken tegen het gezaghebbende Woord Gods. Als we dit namelijk wel doen, handelen we rechtstreeks tegen onze belijdenis in, en trekken met onze linkerhand omlaag wat we met onze rechter hebben opgebouwd. We zeggen en herroepen; ontkennen wat we beweren en beweren wat we ontkennen; leggen een fundament en struikelen erover; belijden de Bijbel te geloven, en maken hem dan tot doelwit van onze ongelovige pijlen. Dit doen en ongedaan maken is dus niet alleen in strijd met de echte godsdienst, maar ook met het gezonde verstand, en veroordeelt ons niet alleen wegens zonde, maar ook wegens dwaasheid. Als we ons dus christenen noemen en gelovigen van de Bijbel, moeten we niet de vrijheid nemen om de vijandschap en bezwaren van onze vleselijke geest in te zetten tegen leerstellingen die erin worden onthuld, of ze ons nu aanstaan of niet. Als we dit namelijk doen, vechten we niet zozeer tegen de leerstelling zelf, als wel tegen de allerhoogste Majesteit van de hemel, met Wiens gezag bekleed zij tot de mensenkinderen komt.
Lezen: Romeinen 9:1-16