En dit waart gij sommigen, maar gij zijt afgewassen, maar gij zijt geheiligd, maar gij zijt gerechtvaardigd in de Naam des Heeren Jezus, en door de Geest onzes Gods. 1 Corinthe 6:11
Rechtvaardigmaking en heiligmaking zijn onderscheiden weldaden. De eerste ontspringt uit en is verbonden met het volbrachte werk van de Zoon van God; de andere, ontspringt uit en is verbonden met het werk van de Heilige Geest in het hart. De zonde heeft ons zowel uitwendig verontreinigd, als inwendig onze ziel bevlekt. Derhalve kunnen wij niet voor God bestaan, tenzij wij gewassen worden in het bloed des Lams en bekleed met Zijn smetteloze gerechtigheid. Deze gerechtigheid verschaft ons een recht op de hemel, terwijl de heiligheid ons daartoe geschikt doet zijn. De eerste is ons huwelijks- gewaad, de laatste onze geestelijke bekwaamheid. Dit lied tekent deze onderscheiding zeer goed:
Hij is ’t. Die kleedt mijn naakte ziel,
En mij schenkt zaligheid.
Mij, arme worm, waar ’t oog op viel,
Gena is mij bereid!
En opdat niet de minste vlek
Aan mijne ziel zou kleven,
Heeft Hij mij met een kleed bedekt,
Door Christus Zelf geweven.
De Geest wrocht in mijn zondig hart
Een nieuwgeboren deel.
Maar Jezus won door bange smart
Dit reine kleed geheel.
Zonder deze twee weldaden kan er geen ingang in de hemel plaats hebben; of wat blijdschap kon aldaar zonder deze zelfs gevonden worden? Want geeft niet alleen acht op de oneindige reinheid en heiligheid van God, maar ook op de vlammende heerlijkheid van Zijn onmiddellijke tegenwoordigheid; op de doordringende stralen van Zijn aldoorzoekend oog. Wie of wat kan in Zijn tegenwoordigheid leven, dan alleen hetgeen volstrekt volkomen is van binnen en van buiten? Doch de kerk kon dit niet zijn, tenzij zij gewassen werd in het bloed en gekleed in de gerechtigheid van Gods lieve Zoon, en volkomen geheiligd werd door de werking en inwoning van Zijn Geest. Daarom lezen wij: „Gij mannen, hebt uw eigen vrouwen lief, gelijk ook Christus de gemeente liefgehad heeft en Zichzelf voor haar heeft overgegeven. Opdat Hij ze heiligen zou, haar gereinigd hebbende met het bad des waters door het Woord. Opdat Hij ze Zichzelf zou heerlijk voorstellen, een gemeente, die geen vlek of rimpel heeft, of iets dergelijks, maar dat zij zou heilig zijn en onberispelijk”, Efeze 5:25—27.