Heere! Maak mij Uw wegen bekend, leer mij Uw paden. Psalm 25:4
Kijk eens naar de wijsheid van de weg van de verlossing. Wat is dat een wij ze weg! Wat vertoont hij toch duidelijk de kenmerken van de oneindige wijsheid, omdat geen enkel kenmerk van Gods rechtvaardigheid wordt aangetast, terwijl de zondaar toch wordt gered; omdat het recht er niet onder lijdt noch wordt afgezwakt, en toch de genade de volledige heerschappij voert. Maar om Gods wijsheid deelachtig te zijn in de weg van de verlossing, moeten we enige hemelse wijsheid in onze ziel bezitten, zodat we Gods wijsheid in een verborgenheid als het ware met Gods ogen kunnen zien.
Maar Gods wegen zijn ook wegen van oneindige genade. Vanzelfsprekend bedoel ik, als ik het over Gods wegen heb, Gods wegen met Zijn kinderen. Maar de genade, die op al Gods wegen is gestempeld, is voor het merendeel pas dan zichtbaar als ze in hun volle genade voor ons aan onze blik zijn geopenbaard.
De weg waarlangs de Heere u nu leidt, kan uiterst beproevend en pijnlijk voor uw ziel zijn, zodat u op deze weg soms wijsheid noch genade ziet. Hij kan zo aan uw gezicht zijn onttrokken, of zo tegengesteld zijn aan uw eigen oordeel en gevoelens, en aan de verlangens van uw eigen hart, dat u er in uw duistere geestesgesteldheid slechts tegen in opstand komt. Maar Gods wegen zijn niettemin wegen van oneindige wijsheid. Als u Gods wegen in Zijn vroegere omgang met u kunt zien, ziet u dan niet in dat die wegen, die toentertijd alles behalve wegen van wijsheid en genade leken, juist vol van beide waren? We kunnen nu zien dat de wegen die destijds zo verward leken dat het onmogelijk scheen dat God de hand er in had gehad, juist de duidelijkste kenmerken dragen van de milde hand van God. Mogen we daarom niet voor de toekomst hopen, dat aangezien Gods wegen wat betreft het verleden met wijsheid en genade waren bestempeld, het heden en de toekomst ook duidelijk met kenmerken ervan bestempeld zullen zijn?
Lezen: Spreuken 3:1-17