0 Heere! behoud; die Koning verhore ons, ten dage van ons roepen. Psalm 20:10
Merk op dat de Kerk haar ogen tot de Koning richt; dat ze de Zoon van God opmerkt in al Zijn bemiddelende werk. ‘Die koning verhore ons ten dage van ons roepen. ‘Toont dit niet de gelijkheid van de Zoon en de Vader? In het eerste deel van de tekst zegt de Kerk: ‘O Heere! behoud’, alsof ze zich persoonlijk tot de Vader richtte; maar in hetzelfde vers voegt ze toe: ‘Die Koning verhore ons ten dage van ons roepen.’ Dit kan voor sommigen een opluchting betekenen. Is het voor sommigen van u niet verwarrend geweest tot welke Persoon van de Drie-eenheid u zou moeten bidden? Soms heeft u tot de Vader gebeden, en toen hoorde u stilletjes in uw hart fluisteren dat u tot de Zoon zou moeten bidden; en als u dat deed, had u het gevoel dat het verkeerd was dat u niet tot de Heilige Geest bad; en op het laatst was u zo verward dat u helemaal niet meer wist hoe u moest bidden. Dit is een van des duivels listen om u in gebed te verwarren, uw gedachten uiteen te drijven, en uw geest in verwarring te brengen, door deze verwarrende mogelijkheden op te roepen. Maar u kunt het niet verkeerd doen als u tot alle Personen van de Drie-eenheid bidt zoals uw ziel wordt geleid. Als u ertoe wordt geleid tot de Vader te bidden, bid dan tot de Vader; en als u wordt geleid tot de Zoon te bidden, bid dan tot de Zoon; en als u wordt geleid tot de Geest te bidden, bid dan tot de Geest. Er staan voorbeelden voor allemaal in de Heilige Schrift. Paulus bidt tot de Vader (Ef. 1: 17): ‘Opdat de God van onze Heere Jezus Christus, de Vader der heerlijkheid, u geve de Geest der wijsheid en der openbaring in Zijn kennis.’We hebben het gebed van Stefanus tot de Zoon: ‘Heere Jezus, ontvang mijn geest’ (Hand. 7:5 9). En we hebben het gebed van Paulus tot de Geest: ‘Doch de Heere richte uw harten tot de liefde van God, en tot de lijdzaamheid van Christus’ (2Thess. 3:5), waarin de naam Heere die wordt onderscheiden van God de Vader en Christus, aantoont dat de Heilige Geest wordt aangesproken.
Lezen: 2 Thessalonicensen 3