Maar zo velen Hem aangenomen hebben, die heeft Hij macht gegeven kinderen Gods te worden; namelijk die in Zijn Naam geloven. Johannes 1:12
Overal waar het geloof in de ziel geschonken wordt om Christus aan te nemen, daar zal met het geloof gepaard gaan de liefde tot de Heere des levens en der heerlijkheid. En somtijds kunnen wij het aanwezig zijn van het geloof onderkennen door het waarnemen van de verborgen werkzaamheden en daden der liefde tot de Zaligmaker, in Wie God ons gegeven heeft te geloven, hoewel wij het er zelfs niet voor kunnen houden. Er zal van tijd tot tijd in de levende ziel een uitgang der genegenheden tot Jezus zijn. Van tijd tot tijd geeft Hij de ziel een blikje op Zijn Persoon. Hij vertoont Zich, gelijk de Schrift spreekt „door de traliën”, misschien wel haast voorbijgaande. Maar door het schenken van zulk een kortdurend gezicht van de heerlijkheid van Zijn Persoon en van de uitnemendheid van Zijn volbracht werk, van Zijn stervende liefde en verzoenend bloed, wordt het hart als verrukt en wordt iedere genegenheid der ziel door Hem uitgehaald. Dan moet er een volgen nauw achter Hem uit voortkomen. Zo kan het zijn als wij op bed liggen, als wij in ons beroep bezig zijn, als wij ons bezig houden met verscheidene kundigheden des levens na te jagen, ook wel op andere tijden onder het Woord of in het lezen der Schrift, dat het de Heere wel behaagt in het hart te werken. Dan komt er een nederig bukken aan Jezus’ voeten, of een verborgen, tedere uitgang der liefde van ons hart tot Hem, waardoor de ziel Hem kiest boven duizenden van goud of zilver, en niets zo zeer begeert als de inwendige openbaringen van Zijn liefde, genade en barmhartigheid. En zo neemt een levende ziel Christus aan, niet slechts uit kracht van noodzakelijkheid, maar ook omdat haar genegenheden worden ingewonnen. Zij neemt Christus niet alleen aan als een weg om de eeuwige toom Gods te ontgaan, niet alleen als middel om haar te bevrijden van de worm, die niet sterft, en het vuur, dat niet uitgeblust wordt; maar de noodzakelijkheid om dit te ontgaan gaat gemeenzaam, krachtig en ingewikkeld gepaard met een uitvloeiing van oprechte genegenheid en ongeveinsde liefde, die uitgaat tot Hem als het enige Voorwerp, waardig de genegenheid, aanbiddingen en vurige begeerten van ons hart. En wij mogen niet zeggen, dat iets minder dan dit beantwoordt aan de bedoeling der Schriftuurlijke uitdrukking: „Christus aan te nemen”.