En dit is het getuigenis, namelijk, dat ons God het eeuwige leven gegeven heeft, en ditzelve leven is in zijn Zoon Johannes 5:11
Hoe dikwijls zien wij, en zien wij te vergeefs naar leven in onszelf. Waar is het dat, als God onze zielen heeft levend gemaakt, wij deelgenoten zijn van het Goddelijke leven, het geestelijke leven, het eeuwige leven, het leven dat in Christus is en van Christus komt; en toch, hoe dikwijls zoeken wij te vergeefs het warm en gloeiend in onze ziel te vinden! Is het eenmaal gegeven, dan sterft het nimmer; maar het is dikwijls onder de as verborgen, en al brandt het langzaam en gloeit het flauw, toch verbergt de as het voor het gezicht, en door een overblijfsel van warmte weten wij slechts, dat het daar is. „Uw leven is met Christus verborgen in God” (Col. 3 : 3), en daarom niet alleen verborgen als weggelegd en bewaard in God, maar verborgen voor de wereld, en zelfs verborgen voor de ogen van hem, die het bezit. Christus is ons leven. Er is geen ander. Wanneer wij dus naar het leven in onszelf zoeken, onafhankelijk en onderscheiden van de Bron des levens, zoekt men in het schepsel, wat in de Goddelijke Schepper is; zoekt men in de mens, wat in de Godmens is; zoekt men in zichzelf, wat buiten onszelf is, besloten in de volheid van de Zoon Gods. En het is niet alleen, dat het leven in Hem is, maar Hij is het Leven zelf. Evenals de zon niet alleen licht en warmte heeft, maar zelf licht en warmte is, zo geeft niet alleen de gezegende Heere het leven, maar Hij zelf is, wat Hij geeft. Evenals een fontein niet alleen water geeft, maar zelf geheel water is, zo geeft Christus niet alleen wat Hij is, maar is alles wat Hij geeft. Daarom is Hij niet alleen ,,de Opstanding”, alles, zo voor tijd als eeuwigheid, in zich verenigende, wat de opstanding bevat, maar is „het Leven, zijnde in zichzelf een Fontein des levens, waaruit Hij van zijn eigen volheid geeft aan de leden van zijn geestelijk lichaam”.
U heeft de Heer, wie ’t nooit berouwt, gezworen:
,,’k Heb u, mijn volk tot heil, mijn naam ten prijs,
in mijne raad het priesterambt beschoren,
dat eeuwig duurt naar Melchizedeks wijs”.
Ps. 110:4