Want gij hebt lijdzaamheid van node; opdat gij de wil Gods gedaan hebbende, de beloftenis moogt wegdragen. Hebreeën 10:36
Waarom heeft men lijdzaamheid nodig? Omdat wij verzekerd zijn vele beproevingen te hebben, indien wij tot ’s Heeren volk behoren. De Heere zendt ons droefheid, opdat Hij ons de genade des gedulds geve, om ze te verdragen. Maar o, welk een weerspannig hart dragen wij in onze boezem om! Welk een weerspannigheid, ontevredenheid en eigenzinnigheid woont niet in ons! Hoe spoedig is onze drift opgewekt, en onze prikkelbare geest ontstemd door de minste kleinigheid! Hoe weinig geduld hebben wij onder de beproevingen, die God goed acht ons te zenden! Dus leren wij onze behoefte aan lijdzaamheid kennen, en dat is geen vrucht, geteeld op de bodem van onze eigen natuur. De behoefte er aan doet de ziel haar najagen; en als de Heere onderwerping geeft aan zijn wil; en zijn kinderen in staat stelt te zien hoe weldadig die beproevingen voor hun ziel zijn, en hoe zij, zonder deze zware last, in de wereld zouden medegevoerd zijn, kunnen zij zijn genadige hand in deze beproevingen opmerken. Door zich dus somtijds ontevreden en weerspannig te gevoelen en hun behoefte aan lijdzaamheid te kennen, en somtijds zich onderworpen te gevoelen en daarvan de lieflijkheid te smaken, zien zij welk een grote genade lijdzaamheid is. Er is bijna geen genade, die wij dagelijks meer nodig hebben. Wij hebben haar nodig jegens God, als Hij onze plannen verijdelt, onze wensen niet vervult en in plaats van ons te tonen, waarom Hij ons bezoekt zich achter dikke wolken verbergt, door welke noch geloof, noch gebed kunnen heendringen. Wij hebben lijdzaamheid nodig met elkander; met de wereld; met onze betrekkingen in het leven; met de gemeente Gods. En welk een genade is het, onder deze scherpe beproevingen lijdzaamheid te bezitten, en dus het voorbeeld van onze gezegende Heere te volgen, „die, wanneer men Hem schold, niet wederschold wanneer Hij leed, niet dreigde, maar alles overgaf aan Hem, die rechtvaardiglijk oordeelt.”
’t Is goed voor mij, verdrukt te zijn geweest
opdat ik dus uw godd’lijk recht zou leren;
sinds heeft mijn hart voor hovaardij gevreesd.
Ai, doe mij steeds uw wil als heilig eren!
Ver boven goud en zilver en wat meest
de mens bekoort, zal ik uw wet waarderen.
Ps. 119:36