Gij zijt opgevaren in de hoogte; Gij hebt de gevangenis gevankelijk gevoerd; Gij hebt gaven genomen om uit te delen onder de mensen, ja, ook de wederhorigen, om bij U te wonen, o Heere God! Psalm 68:19
Hoe pijnlijk is het weerspannig te zijn! Er is bijna geen pijnlijker gevoel voor een mens, wiens geweten vertederd is in de vreze Gods. Weerspannig te zijn tegen een heilig en wijs God; weerspannig tegen zijn wegen en zijn Voorzienigheid; tegen zijn onderwijs in de genade, omdat wij niet meer zien van het licht zijns aanschijns! Wij weten, dat God in niet één zijner wegen dwalen kan, en toch van tijd tot tijd in zulk een vreselijke opstand tegen God te zijn, o hoe pijnlijk is dat! De minste kleinigheid kan die opstand doen ontstaan. Er is geen storm of rukwind nodig, om zijn trotse golven te doen verheffen. Het minste windje, het zachtste koeltje dat waait, zal somtijds de baren van het weerspannig hart doen stijgen, en met de grootste onstuimigheid doen zwellen. Maar welk een barmhartigheid is het voor de arme ziel, die kermt en treurt onder een weerspannig hart, dat die opgevaren Middelaar gaven voor haar ontvangen heeft! Het is niet uw geduld, uw zachtmoedigheid en goedaardigheid, noch uw zachte en stille gemoedsgesteldheid, die de genade doet nederdalen in uw harten; maar God de Vader heeft al de genade en alle giften van de Geest in zijn lieve Zoon gelegd en zij worden u gegeven, omdat gij deel hebt aan zijn bloed en zijn gerechtigheid. Dat leert ons de Heere. Zo wij altijd geduldig, volgzaam, heilig, onderworpen waren, nooit verontrust werden door de duivel en nimmer de werkingen van het bederf in ons gevoelden, zouden wij beginnen te geloven, dat wij in staat waren Gode in onszelf te behagen. Maar zo wij door een pijnlijke ervaring geleerd hebben welk een ontaarde natuur en welk een weerspannig hart wij in ons omdragen, dan weten wij door genade vanwaar dat komt, en leren wij een afschuw aan onszelf krijgen en zijn heilige Naam verheerlijken.
Gij deedt mij veel benauwdheid smaken
en drukkend harteleed,
maar tot mijn hulp gereed
zult Gij mij weder levend maken,
mij uit de afgrond trekken
en met uw vleug’len dekken.
Ps. 71:15