Want de aarde brengt van zelve vrucht voort; eerst het kruid, dan de aar; daarna het volle koren in de aar. Markus 4:28
Het geloof heeft in zich, naar ik geloof, een zekere mate van verzekering. Want wat is verzekering? Het is slechts een grotere aanwas en ontwikkeling van het geloof. De natuur der verzekering wordt veelal misgevat. Het wordt dikwijls beschouwd als iets onderscheiden van het geloof. Dit is niet het geval. Het is alleen het geloof in voller en groter ontwikkeling. Het woord „verzekering” heeft oorspronkelijk een zeer eenvoudige en toch schone bedoeling. Het betekent letterlijk „een volle draging”, en het woord wordt somtijds toegepast op een grote oogst van koren of fruit, en somtijds op het getij, dat zich sneller beweegt. Nu is het hetzelfde koren, dat in het veld groeit, hetzij de oogst veel of weinig is; het is hetzelfde getij in de rivier, dat of minder snel, of sneller vloeit. Zo is het met de verzekering en met het geloof. Het is hetzelfde geloof, slechts vermeerderd, vergroot, dragende overvloediger vrucht, of krachtiger of sterker vloeiende dan anders. De verzekering wordt in de Schrift niet beperkt tot het geloof. Er is een volle verzekerdheid des verstands, Coloss. 2:2. Dat is een groter mate, een verwijding van het verstand om de waarheid Gods te kennen. Het verstand is hetzelfde, maar het is meer uitgebreid. Zo is er ook de volle verzekerdheid der hoop, die meer vrucht draagt, die, evenals het getij, vlugger stroomt. Maar het is dezelfde hoop, dezelfde in soort, maar hoger in graad; een sterker anker, maar toch een anker. Eveneens is er de volle verzekerdheid des geloofs, Hebr. 10:22, dat is een groter mate des geloofs, een groter opbrengst, een vlugger getij. Zo hebt gij een zekere verzekerdheid des geloofs, indien gij geloof bezit. Ter zake, indien gij geen verzekerdheid der waarheid van deze dingen hebt, waarom volgt gij ze dan na? Waarom vertrouwt gij er op, waarom stelt gij er uw hoop op, en waarom zoekt gij de kracht en bevinding daarvan in uw ziel? Zijt gij op dit punt nog niet gekomen, dat gij zeggen kunt: „Wij zijn geen kunstig verdichte fabelen nagevolgd; deze dingen, waarnaar ik sta, zijn werkelijkheden, deze onderwerpen, mij voorgesteld, zijn zekerheden”? Ik stem toe, dat gij zeer bekommerd zijt omtrent uw aandeel daarin. Doch wanneer gij niet weet, dat het vaste en bestendige dingen zijn, waarom gelooft gij er in? Waarom zijt gij zo bezorgd om te weten of gij er deel aan hebt? Waarom zinkt gij zo weg in twijfel en vrees? Is het niet uit gebrek van klaarder bewijzen van uw aandeel? En waarom springt gij op van blijdschap en vreugde, op het ogenblik dat een lichtje daarvan in uw ziel schijnt? Omdat gij weet, dat deze dingen werkelijkheid zijn. Zo ver gij dan een verzekering oefent, dat zij werkelijkheden zijn, zult gij ook te bestemder tijd, als het God behaagt, de verzekering daarvan in uw hart ontvangen, niet alleen dat het zekerheden zijn, maar dat gij ze hebt in uw vast en zeker bezit.