En hetgeen ik nu in het vlees leef, dat leef ik door het geloof des Zoons Gods. Galaten 2:20
Er is geen weg behalve deze, van in Christus’ dood en leven gedoopt te zijn, waarin wij ooit een overwinning kunnen behalen over de zonden, die ons lichtelijk omringen. Indien wij aan de ene kant een gezicht hebben van een lijdende Christus, en aldus gedoopt worden in Zijn lijden en dood, zal het gevoel daarvan, zo lang het duurt, de kracht der zonde bedwingen. Of als wij aan de andere kant een geloofsgezicht krijgen op een herrezen Christus en uit Zijn volheid der genade bediend worden, dan zal dit ons boven haar heerschappij verheffen. Indien de zonde krachtig in ons woelt, dan behoeven wij één van deze twee zaken om ze te onderwerpen: öf wij moeten van hoven ondersteund worden om ons een overwinning te geven in ons strijden tegen haar, óf wij moeten iets hebben, dat ons uit de zonde in een zuiverder en beter omgeving brengt. Wanneer er een gezicht is van het lijden, de smarten, de doodsstrijd en de dood van de Zoon van God, dan wordt er in de strijd tegen de zonde kracht aan de ziel geschonken, een weerstand biedende en onderwerpende kracht. Zo ook wanneer er een invloeiing komt van de genade en liefde van Christus heft dit de ziel op boven de liefde en de kracht der zonde in een zuiverder en heiliger gemoedsgestalte. De zonde kan in geen andere weg onderworpen worden. Gij moet óf gedoopt zijn in Christus’ lijden en dood, óf gij moet gedoopt zijn — gelijk het één op het ander volgt — in Christus’ opstanding en leven. Een gezicht van Hem als een lijdend God, of een gezicht van Hem als een herrezen Jezus, gaat samen met iedere vruchtbare poging om de overwinning te bekomen over de zonde, dood, hel en graf. Gij moogt worstelen, beloven en berouw hebben; wat draagt dit alles er toe bij? Gij zinkt al dieper en dieper in de zonde dan tevoren. De hoogmoed, de begeerte en de begeerlijkheid komen in als een vloed en gij zijt reeds bijna verdronken eer gij het gewaar wordt. Doch wanneer gij een gezicht krijgt van een lijdende Christus of van een opgestane Christus, wanneer gij een proefje krijgt van Zijn stervende liefde, een drupje van Zijn verzoenend bloed, of een openbaring van Zijn schoonheid en rijkdom, dan is de vrucht uit deze geestelijke doop in Zijn dood of in Zijn leven een onderwerpende kracht tot overwinning van de verzoekingen en de zonde, die niets anders kan of geven zal. Toch geloof ik, dat wij dikwijls jaren moeten leren om deze Goddelijke verborgenheid te verstaan; moeten worstelen om tot bekering en reformatie te komen, en niet te kunnen, totdat wij ten laatste door Goddelijke onderwijzing een weinig leren verstaan van hetgeen de apostel bedoelde toen hij zeide: „En hetgeen ik nu in het vlees leef dat leef ik door het geloof des Zoons Gods”. En wanneer wij in dit leven des geloofs komen kunnen, dit verborgen leven, dan zetten onze genegenheden zich op de dingen, die boven zijn. Het heeft geen nut voor sommigen om door wettische pogingen de zonde ten onder te brengen; zij zakken des te dieper in het slijk. Gij moet Christus in uw ziel hebben door de kracht Gods, en dan zal Hij door Zijn toelachingen, bloed, liefde en tegenwoordigheid iedere inwendige vijand onderwerpen.