Die in duisternis en de schaduw des doods zaten. Psalm 107:10
Gods volk wordt hier niet voorgesteld als zittende in de dood; zaten zij daar, dan zouden zij geheel en al dood zijn, maar zij zitten in de schaduw des doods. Bemerk wel, de dood is voor hen geen dood meer; hij kan alleen een schaduw, een donkere schaduw over hun zielen werpen; maar ook slechts een schaduw. De levendmakende kracht van Gods Geest in hen heeft het wezen des doods geestelijk vernietigd, en de dood en de opstanding van de Heere Jezus hebben het wezen des doods natuurlijk vernietigd. Ofschoon het sombere monster, doodheid der ziel, en de spookachtige koning der verschrikking, de dood des lichaams, ontwapend en vernietigd zijn, toch werpen beide nu en dan een akelige, donkere schaduw over de zielen van hen, die God vrezen. Wordt uw ziel, arm kind van God! niet van tijd tot tijd door de inwendige dood bestreden? Doodheid in het gebed; doodheid bij het lezen des Woords; doodheid bij het horen der Waarheid; doodheid in het verlangen naar de Heere; doodheid in alles wat heilig, geestelijk, hemels en Goddelijk is? Hoe belemmert en verlamt hij iedere zucht van onze ziel tot God! Toch is hij slechts een schaduw. Schrijf geen bitterheid tegen uzelf, arm, verzocht, aangevochten kind van God! omdat gij van tijd tot tijd zulk een doodheid en koudheid in uw hart gevoelt. Hij zal u niet verderven; ja, het is het leven in uw ziel, dat u die doodheid doet gevoelen; en hoe meer het leven Gods in uw geweten gevoeld wordt, des te pijnlijker wordt de doodheid in uw geweten gevoeld. Verwacht gij, dat uw vleselijk hart altijd levendig zal zijn in de dingen Gods? Wat is het anders dan een dode klomp; een grote massa goddeloosheid, die, gelijk zekere Benemoth, zijn brede zijden telkens in het hart omhoog heft? Toch wordt het volk van God dikwijls in hun harten verontrust door de sombere schaduwen, welke deze dood over hun ziel werpt. Maar die onrust is een teken van leven. Zou ik haar kunnen voelen, indien ik dood was? Het ergste verschijnsel van dood in de zonde is, dat hij niet gevoeld wordt. Maar, terwijl wij hem voelen, terwijl wij er over zuchten, terwijl wij hem haten en onszelf wegens hem haten, ofschoon hij pijn en smart moge veroorzaken, hij kan niet vernietigen. Hij heeft zijn wezen verloren, ofschoon hij een sombere schaduw verspreidt.
Ps. 38:6